
[color=#8080BF]
Noah TaylorâOke, okeâ lacht hij voordat ze echt een blikken op hem los laten. Hij leunt nonchalant achterover in de stoel en steekt zijn hand op als hij Romy spot.
âCadeautjes jaâ hij grijnst
âen alle meisjes krijgen hetzelfde. Of nouja, bijna hetzelfde. Het is klein, schattig en er zitten grote rode strikken omheen. Ik hoop overigens niet dat een van jullie allergisch is want dan is het cadeau misschien niet zo gepast.â Zeggen wat het is doet hij niet, hoewel hij voldoende aanwijzingen geeft.
Iemand klapt in zijn handen en Noah kijkt automatisch op.
âSam?â hij kijkt haar vragend aan als ze hem naar het midden van de zaal trekt. Ze moest nou niet overdrijven, wou ze haar cadeau hier ten midden van iedereen geven. En hoe groot is het, moet het nog naar binnen gereden worden? Hij werpt even een vragende blik achterom richting de zusjes en haalt zijn schouders op.
âJe vind het gewoon leuk om al die aandacht te krijgenâ lacht hij als ze blij roept en alle hoofden automatisch richting de deur draaien. Zijn lach zakt binnen een seconde van zijn gezicht af als zijn cadeau komt binnen wandelen. Niet omdat hij niet blij is om zijn broer te zien, maar omdat hij dood hoort te zijn. Omdat dit alles niet te bevatten is. Met open mond kijkt hij naar de man, een hele goede look a like van Thomas, of zijn broer? Hij knippert even met zijn ogen en zet een pas opzij om zijn evenwicht terug te hervinden. Dat was geen duplicaat van Thomas, dat was Thomas! Zonder zijn blik van hem los te scheuren schraapt hij zacht zijn keel
âWat heb je in hemelsnaam gedaan..â verlaat het zachtjes zijn mond. Als Sam had verwacht dat hij haar om haar nek was gevlogen had ze het mis. Tientallen gedachtes schieten door zijn hoofd. Sommige vrolijk van aard, andere boos, verward en overstuur. Uiteindelijk doet het er allemaal niet toe en zijn het vragen voor later. Het gevoel in zijn voeten komt terug en langzaam loopt hij op Thomas af. Hij neemt hem nogmaals goed in hem op. Onmogelijk. Zijn mondhoeken schuiven ongelovig iets verder omhoog met elke stap die hij dichterbij Thomas zet.
âThomas?â fluistert hij. De laatste twee meter weet hij snel te overbruggen door hem te omhelzen. Zijn armen slaat hij stevig om zijn schouders heen, niet van plan hem snel los te laten. Hij had zijn grote broer terug!