Geplaatst: vr jan 13, 2012 21:10
Na het grote feestmaal, dat tot Roos' verbazing zomaar op tafel verscheen, en een toespraak van een oude man met een grijze baard die bijna tot de grond reikte, ontstond er een enorme chaos. Leerlingen stonden op van de banken en liepen al pratend, schreeuwend en lachend de zaal uit. Per afdeling sprongen er twee wat oudere leerlingen op de tafel, die om het hardst riepen; 'Eerstejaars, hierheen!' Roos keek om zich heen en liep naar de jongen en het meisje van haar afdeling, die ook op de tafel waren geklommen en nu verveeld om zich heen keken. Ze wachtten een poosje en toen de Grote Zaal bijna leeg was, en een stuk stiller, begonnen ze te praten. 'Welkom in Zwadderich,' begon het meisje. Ze was erg lang en had een grote, puntige neus. De huid in haar gezicht was grauw en bedekt met ruwe, rode plekken. De uitslag besloeg ook haar nek en verdween in haar haargrens en onder een witte blouse waar trots het logo van Zwadderich op prijkte. Met haar handen trok ze de donkere haren van haar rug over haar schouders, zodat die het grootste gedeelte van de uitslag in haar nek aan het zicht onttrokken. 'Ik ben Gina, jullie klassenoudste. Dit is Ben, ook jullie klassenoudste. Wij zullen jullie nu naar onze leerlingenkamer en jullie slaapzalen brengen. Jullie spullen zijn daar al. Als jullie me nu willen volgen?' Zonder te kijken of de eerstejaars compleet waren en haar ook daadwerkelijk volgden, sprong Gina van de tafel af. De jongen die ze had voorgesteld als Ben schrok op uit zijn gedachten en sprong ook snel van de tafel af om achter haar aan te lopen. Roos had al snel door dat Ben geen groot licht was. Hij keek een beetje suf uit zijn veel te grote ogen, struikelde om de paar meter over zijn eigen voeten, maar buiten dat was hij best leuk om naar te kijken. Zijn goudblonde haar zat een beetje warrig, hij had een strakke kaaklijn en hij leek erg gespierd. Hij stak qua uiterlijk in ieder geval erg af naast de met uitslag bedekte Gina. Roos liep achter de twee klassenoudsten aan en toen ze de Grote Zaal verlieten, kwam een van de jongens die ook net in Zwadderich was ingedeeld naast haar lopen. 'Hoi,' zei hij. 'Hoi,' antwoordde Roos, zonder de jongen aan te kijken. Even bleef hij stil, maar toen zag Roos vanuit haar ooghoeken dat hij zijn hand naar haar uitstak. 'Ik ben Tristan,' zei hij. Roos keek even opzij en zag de jongen met een vrolijke schittering in zijn lichtgroene ogen naar haar kijken. 'Ik ben Roos.' Ze twijfelde even maar pakte toen toch de hand van de jongen vast en schudde die. Vervolgens viel er een stilte tussen hen. Een stilte die Roos liever niet wenste te verbreken. Ze hield niet zo van praten. Ze zei alleen wat als dat echt van haar verwacht werd. Een gesprek zou ze nooit vrijwillig aangaan, tenzij het echt niet anders kon. 'Heb jij nog broers of zussen die al op Zweinstein zitten?' Klonk de stem van Tristan naast haar. Roos draaide met haar ogen en zuchtte diep. Daar ging ze. 'Nee,' zei ze, met het idee het daarbij te houden. Na even te hebben nagedacht en opnieuw een diepe zucht te hebben geslaakt vroeg ze toch maar; 'Jij?' Tristan knikte. 'Ja, ik heb een broer en een zus. Die zitten ook allebei in Zwadderich. Mijn broer is de oudste en dit is zijn laatste jaar. Hij wil graag op het Ministerie van Toverkunst werken maar iedereen weet dat hij daar veel te dom voor is. Mijn zus zit in het vierde jaar en is een van de Jagers van ons zwerkbalteam.' Roos trok haar wenkbrauwen op. Ze werd even overspoeld met informatie, dingen waar ze nooit eerder van had gehoord of nooit eerder over had gelezen. Was er een speciaal Ministerie van Toverkunst? En wat was Zwerkbal? Ze wist dat als ze naar deze dingen zou vragen, Tristan zou weten dat ze niet uit een tovenaarsgezin kwam. Maar hoe moest ze er anders achter komen waar hij het over had? Ze besloot de jongen uit te laten praten en alles wat hij zei goed te onthouden, zodat ze later alles in haar boeken of in die van de bibliotheek op kon zoeken. 'Mijn moeder heeft een eigen winkel in de Verdonkeremaansteeg en mijn vader werkt op het Ministerie. Ik weet niet precies wat hij daar doet, maar hij moet heel vaak naar het buitenland voor zijn werk. De winkel van mijn moeder kost haar ook heel veel tijd. Eigenlijk zie ik mijn ouders helemaal niet zo vaak. Mijn oma woont bij ons en die heeft mij en mijn broer en zus eigenlijk opgevoed.' Tristan bleef maar aan het praten. Hij woonde in een bos, ver weg van de bewoonde wereld in een kast van een huis. Zijn familie had erg veel geld en niet alleen omdat zijn vader bij het Ministerie werkte en dus goed betaald kreeg, maar ook omdat ze veel geld hadden geërfd van eerdere generaties. 'En dat is zo'n beetje alles over mij. Wat doen jouw ouders?' Roos trok haar wenkbrauwen op en vroeg zich af hoe ze zich hier uit zou kunnen redden. Ze had haar leugen nog niet echt goed doorgedacht, wat niet zo gek was gezien ze daar ook nog niet echt de tijd voor had gehad. 'Eh... Ze werken niet echt. Ze zijn vooral bezig met allerlei experimenten en teren ook op erfenissen,' zei ze. Dat was het eerste wat haar te binnen schoot en gek genoeg geloofde Tristan haar. Ze besloot niet te veel in details te treden om de leugen beter te kunnen onthouden zodat ze die vaker kon gebruiken, mocht er nog eens een keer iemand naar haar ouders vragen. De klassenoudsten stopten halverwege een gang in de kelder en noemden een woord, waarvan Roos zeker was dat het 'Bloedzuiver' was. Er schoof een groot stuk muur aan de kant en er werd een gang zichtbaar. De klassenoudsten liepen door de gang, gevolgd door de eerstejaars en ze kwamen terecht in een grote, ronde, donkere kamer. Achterin brandde een haardvuur. Helemaal aan de linkerkant van de grote kamer begon opnieuw een gang en helemaal aan de rechterkant ook. Gina wenkte de eerstejaars naar het midden van de kamer. 'Dit is onze leerlingenkamer,' zei ze. 'Links vind je de slaapzalen van de meisjes, rechts die van de jongens. Jullie vinden het wel. Veel plezier hier op school en maak alsjeblieft je huiswerk op tijd om stress te voorkomen.' Gina zuchtte diep, wenkte Ben en nam plaats op een tweezits bank vlakbij het grote haardvuur. 'Ik zie je wel weer,' zei Tristan vrolijk, terwijl hij de jongens volgde naar de gang aan de rechterkant van de leerlingenkamer. Roos glimlachte scheef en stak haar hand op, waarna ze de meisjes volgde naar de slaapzalen van de meisjes, zonder de grote leerlingenkamer echt in zich op te nemen.
_________________
|