Welkom op Harry Potter Forum! 


Antwoord op onderwerp

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 19:28 

Afbeelding


Welkom in mijn One-Shottopic! Hier zijn allerlei oude en nieuwe, korte verhalen van mijn kant, zowel HP als non-HP.

INDEX

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:48 

Sneeps kerstmis

De wind woei zacht door zijn vettige haar, die maar een seconde danste op de zachte zucht. De ijzige kou streek langs zijn haakse neus, kerfde er als messen doorheen. Ongedeerd en niet onder de indruk van de kou, gleed Severus verder door de sneeuw. De scheve huisjes van Zweinsveld doemden al op aan de horizon. Hij kwam er nooit voor zijn plezier. Eens had hij dat gedaan, maar dat was een hele poos geleden. De laatste keer was de winter voordat Lily hem de rug toekeerde. Hoewel ze zelf altijd met vriendinnen naar Zweinsveld ging, kwam Severus altijd hoopvol mee, verlangend naar één momentje alleen met Lily. En ja, negen van de tien keer, als haar vriendinnen in Zacharinus' stonden te giechelen om hunkbonbons, zat hij aan het einde van de middag met Lily in de Drie Bezemstelen boterbier te drinken. Dat theehuis bestond toentertijd nog niet, maar als het al bestaan had, was hij er waarschijnlijk nooit heen gegaan.

Nee, hij kwam alleen in Zweinsveld als het echt moest. Voor iets onbenulligs als zijn huidige boodschapje was de Wegisweg te ver, en ach, eens in de zoveel tijd is Severus ook wel een beetje gemakzuchtig, en dus was hij zijn weg naar Zweinsveld begonnen.

Het belletje rinkelt tweemaal als hij de deur opent en sluit, en de winkelier kijkt op. De oude, witharige man bekijkt Severus zorgvuldig door zijn ronde brilletje dat nog net op het tipje van zijn spitse neus balanceert.
"Goeiedag, meneer," begroet hij hem met een krakerige stem, "wat kan ik voor u doen?"
Severus glijdt wat dichter bij de toonbank, en laat zijn blik eenmaal over de plank met potjes achter de toonbank gaan voor hij spreekt.
"Ik ben opzoek naar maanwijnbessen,"zegt hij. De winkelier kijkt even mistroostig.
"Het spijt me, meneer, maar die zijn in de kerstdrukte uitverkocht."
Severus' lip trekt een beetje van irritatie.
"We hebben nog wel knorcavia's," zegt de oude man, en hij wijst naar een kooitje naast zich. Severus knijpt zijn ogen samen. In het kooitje zitten pluizige, roze beesten, zo goed als vormloos, maar die dan nog het meest weg hadden van cavia's.
"Heeft u enig idee wat voor een zoet troep die beesten produceren?" snauwt Severus. De man haalt zijn schouders op.
"Over smaak valt niet te twisten," zegt hij, "maar hun eieren hebben wel dezelfde magische eigenschappen als maanwijnbessen."
Verdorie, hij had toch naar de Wegisweg moeten gaan. Ach...
"Goed dan."

De oude man glimlacht, en doet het kooitje open.
"U krijgt ons prachtexemplaar, kleine Harry hier, het knorrigste van het hele stel."
Severus snuift diep. Harry Potter. De Jongen Die Bleef Leven. Het was nu drie jaar geleden dat ze was gestorven. Dat kind moest nu vier jaar zijn. Zou hij op haar lijken? Hij had hem nooit gezien. In zijn nachtmerries was hij een kopie van zijn vader. Maar misschien, heel misschien, had hij toch iets weg van Lily.

Severus schuift het pinnetje uit het slot en doet het deurtje open. Voorzichtig klemt hij zijn hand om de roze pluizebal, die uitbundig begint te knorren. "˜Zachtjes met een naald in het buikje prikken,' had de oude man hem geí¯nstrueerd, "˜dan komen er gemiddeld drie eieren per keer uit.' Severus legt het wild spartelende beestje op zijn rug op zijn tafel en houdt hem met één hand stevig vast, terwijl hij met de ander de naald pakt. Hij probeert tussen de wildmaaiende pootjes van de knorcavia door zijn buikje te prikken, maar het beestje slaat Severus, die daardoor in zijn eigen vinger prikt. Terwijl hij een gesmoorde kreet slaakt, springt de knorcavia op, springt van het tafeltje en rent weg, de gang op. Zuigend op zijn geprikte vinger springt Severus erachteraan.

"Kom hier, mormel," gromt Severus, terwijl hij de gang door sprint. "Je hebt me drie sikkels gekost en ik laat je niet zomaar ontsnappen!"
"Auw!"
Driftig de knorcavia achtervolgend, stoot Severus twee eerstejaars Griffoendors en drie harnassen omver. Hij brult gefrustreerd als het beest ervoor zorgt dat er een kerstkrans naar beneden valt, bovenop Severus. Met de kersttakken nog in zijn haar en de kerstbalscherven in zijn gewaad duikt hij op een wandkleed. De bobbel in het kleed schudt hevig en knort luid.
"Hebbes."

Voorzichtig tilt hij het doek op. De knorcavia zit schichtig tegen de muur gedrukt. Severus pakt hem op, maar verstijft ineens als het optillen van de knorcavia een briefje onthult, dat verborgen zat achter het tapijt. De knorcavia glijdt uit zijn grip. Met trillende vingers brengt hij zijn hand dichterbij en ontvouwt voorzichtig het briefje.

Zijn ogen worden groot. Het was hun eerste toverdrank. Een stom brouwseltje verzonnen in hun eerste jaar, toen ze beiden nog niets van de kunst van Toverdranken wisten. Ze zouden in hun zevende jaar terugkeren, het recept verbeteren en doorbreken in de Toverwereld. Het lag er nog steeds verborgen, na al die jaren. Hij laat zijn vingers over Lily's handschrift glijden. Zijn adem stokt. De knorcavia kruipt zachtjes knorrend op zijn schoot en dicht tegen hem aan.

"Eh... professor?"
"KLIERBRECHT! TERUG NAAR JE LEERLINGENKAMER! TIEN PUNTEN AFTREK VOOR GRIFFOENDOR!"
"Maar ik zit in Ravenklauw!"

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:48 

Willy Wonka en de Oempa-Loempa's
Alles liep op rolletjes. De Roomtrein reed kuchend en puffend voorbij. De verbetering was een goede zaak. De Roomtrein was veel energiezuiniger dan eerst. Nu verbruikte hij nog maar drie cacaobonen per uur, in plaats van dertig. Bovendien was hij een stuk minder vervuilend; de aardbeienlolly's kregen van de dampen een chocoladenasmaak.

De pompoentaartpomp pompte op volle snelheid, de slagroom werd romiger bij elke slag, het drop werd bij elke drabdrup steeds zwarter en zouter, er kwamen meer suikerkristallen dan ooit uit de kristallengrot... En toch mistte er iets. Het had allemaal meer kleur nodig. Ja, Willy Wonka had te kampen met zware crisis.

En dus ging hij op smaakfari. Hij nam zijn bergschoenen en verzuurde stok en trok naar een nog nooit eerder verkend gebied: Loempaland.

Wat hij zag was wonderlijk. Kikkers zo groen als gif. Lange zwarte en rode lianen. Bladeren die heerlijk fris roken en smaakten als je ze vermengde met water en poedersuiker. Uit de bomen kwam een kleverige substantie waar je uren op kon kauwen. Er waren rode bloemen waarvan de blaadjes bedekt waren met glitters; ze smaakten verschrikkelijk zuur. Maar het wonderbaarlijkste was nog wel toen hij een hele nederzetting ontdekte.

"Kimai jkoe! Eello n mel nsao!"
Kleine mensjes die niet boven Willy Wonka's knie uitkwamen keken hem wonderlijk aan, wezen met hun kleine stompe vingertjes.

Ze brachten Willy Wonka naar hun nederzetting, naar hun stamhoofd. Ze woonden hoog in de bomen in gigantische kokosnoten, groter dan Willy Wonka zelf. In het midden hing een cacaoboonvormige tempel, waar af en toe rook uit het schoorsteentje kwam. Overal krioelden de wezens rond, renden over hun touwbruggen van de ene naar de andere kant.

"Wipo j ziak jnda de Oempa-Loempa's,"vertelde het stamhoofd. "We lempni vekt n hom ogti in de bolla mestni n, zof dantle t we begtral scrib heo rmblu d blu ijman velo n tekil geolak n de gepri veraflop eem sduj e Karamelleon."

De gevreesde Karamelleon, een gemeen beest dat constant van kleur veranderde, en dat als je niet oplette, je onder de bruine drab spoot.

"Wipo j lempia vekt n voq orli de carl carl obli oogtn n. Dafsz t is heq t merl espi t bekla gew ert de obsti jem cto in demp zej hefnir leai julk ngla lemna. Hest t is hest t enkliv igza e wan t onz s in lepra venti n hordt udp t en bekli scra hert rmpla t tekla gev n de geblo var arklij lip jke e bem esra teaf n dav aro beq nemli depp n."
"Aah, ik snap het," zei Willy Wonka bedachtzaam, en hij krabte aan zijn kin. "Maar willen jullie dan niet voor mij komen werken? Geen gevaarlijke beesten, en jullie salaris zal in cacaobonen zijn!"
Het stamhoofd boog even naar zijn adviseur en overlegde even.

"Gov edri. Willy Wonka,we nevlik mepna n je aap nbli ode aarlou n," zei het stamhoofd, knikkend. "Mao aro op éélv n vok orwi wank arpluk dev: vek rso lamfn vots org onq s de Karamelleon."

Daar was het dan. De gevreesde Karamelleon. Nooit dezelfde kleur. Hij had een grote krulstaart en krankzinnig rondtollende ogen. Willy Wonka keek zijn tegenstander diep in de ogen. Voor hij zijn vingers kon bewegen begon de Karamelleon als een gek te boeren, spuwde bruine drab, en Willy Wonka zat onder. Hij legde zijn vinger tegen zijn wang, en de kleverige vloeistof droop over zijn vinger. Voorzichtig stak Willy Wonka zijn tong uit en proefde.

Maar... maar dat was heerlijk! Het was zoet, en romig... het was precies wat Willy Wonka nodig had!

De ogen van de Karamelleon stopten onmiddellijk met tollen, werden groot en keken ontzet naar Willy Wonka, die zijn grootste wapen gewoon opat! Zijn krulstaart rechtte zich en gillend als een mager speenvarken zette het beest het op een lopen. Willy Wonka sprong erachteraan. Hij stak zijn verzuurde stok uit en tikte tegen de staart van de Karamelleon. In een reflex krulde deze weer om, om Willy Wonka's stok, en Willy Wonka liftte het beestje aan zijn staart omhoog. Angstig begon het dier nu eieren te poepen, die op de grond stuk vielen en waar kleurrijke, kleverige substantie uit kwam. Ja, dit was precies wat Willy Wonka nodig had.

De productiviteit in Willy Wonka's fabriek steeg met 300% door de Oempa-Loempa's, en de snoepverkoop steeg nog meer; al helemaal na de introductie van gummykikkers, rode en zwarte dropveters, mint, kauwgum, zure matten, zuurstokken en karamel. En dat alles kleurrijk, door de kleurstof van de eieren van de Karamelleon.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:49 

Secret Santa: het vergeten kerstelfje

Het was druk op het kerstplein. Alle elfjes dromden samen om het grote standbeeld van de kerstengel. De grote rode baas stond op het houten podiumpje voor het standbeeld. Hij schraapte zijn keel, en plots vielen alle druk kwebbelende elfjes stil. De grote rode baas zette de megafoon aan zijn lippen.
"Nog maar 45 dagen tot kerst!" klonk zijn indrukwekkende, lage stem. "Lever zo snel mogelijk je verlanglijstje in! Formulieren kan je halen bij Pietlut."
Als een kudde losgeslagen koeien drongen de elfjes naar voren.
"Ho ho ho, wacht nog even!" maande de grote rode baas. "Dat is nog niet alles! Nadat alle verlanglijstjes zijn ingevuld, worden ze allemaal in een grote kous gedaan en gehusseld. Allemaal kunnen jullie dan weer een lootje trekken. Jullie moeten allemaal voor elkaar iets prachtigs maken. Als je je lootje hebt, kun je meteen aan de slag. Lever vóór 24 december middernacht je cadeautje voor je mede-elf in. Dan verklaar ik dag 1... NU voor geopend!"
Als vrouwen op een uitverkoop renden de kerstelfjes op het bureau van Pietlut af, en graaiden de formulieren van de tafel. Het enthousiasme was onpeilbaar.

Vooral kleine Wipneus piekte. Kleiner dan alle andere elfjes – en elfjes waren al zo klein – rende het kleine elfje tussen iedereen door, glipte er gemakkelijk tussendoor, en was één van de eersten die een formulier te pakken kreeg. Jeetje, wat moest hij op zijn verlanglijstje zetten? Hij wilde zo veel! Zijn veer schreef sneller dan hij nadenken kon. Een speelgoedtrein, een zuurstok, een sprei, kerstballen, kerstlichtjes, haardblokken, een springtouw, een hobbelpaard, verf, een spiegeltje, een nieuwe muts... Zijn lijstje werd zó lang, dat alle andere elfjes tegen de tijd dat Wipneus hem af had, alláng hun verlanglijstje hadden ingevuld en ongeduldig op Wipneus wachtten.

Opgewonden rende Wipneus, struikelend en weer opstaand, naar de grote kous, en deed zijn verlanglijstje erin. De kous werd geschud, en alle elfjes dromden samen, klaar om een lootje te trekken, om een verlanglijstje uit de kous te pakken en aan de slag te gaan.

Kleine Wipneus trok Feestmuts, het grootste feestbeest van het dorp. Zijn verlanglijstje was simpel: muziek. Feestmuts was groots, dus moest zijn cadeau ook groots zijn, vond Wipneus.

Op dag 1 had Wipneus alle muziek waar hij ooit van gehoord had verzameld.
Op dag 2 had hij een hele stereo-installatie ontworpen.
Op dag 3 had hij alle materialen verzameld.
Op dag 4 had hij een hele stereo-installatie gebouwd die even groot was als het dorpsplein.
Op dag 5 klonk er de hele dag muziek en was Feestmuts gelukkiger dan ooit.
En de andere elfjes hadden nog 40 dagen tot Kerstavond.

Het was nog een poosje, dat wist Wipneus, maar toch vond hij het vreselijk spannend. Hij gluurde door alle ramen en zag de mooiste creaties. Was die van hem? Of die aan de overkant? Of misschien die ernaast?

Op dag 10 kwam het tweede cadeautje; een gigantisch hobbelpaard voor Paardenbek.
Op dag 20 kwam het derde cadeautje; een wasmachine voor Vlerk.
Op dag 30 waren er al twintig cadeautjes; Snotneus kreeg een enorme katapult, Streepsok kreeg genoeg sokken om een jaar lang elke dag een nieuw paar aan te doen, Zeurkous kreeg de felste verlichting voor haar donkere kerstboom, en IJdeltuit kreeg zelfs haar eigen levensgrote standbeeld van zichzelf.

Telkens als er een nieuw cadeautje werd ingeleverd, stond Wipneus reikhalzend vooraan. Was zijn cadeautje er al? War het er al, was het er al?

Vanaf dag 40 kwamen bijna alle cadeautjes tegelijk binnen. Zwijmelaar kreeg een gigantische maretak, Brompot kreeg een supergrote bromtol, Herrieschopper kreeg een levensgrote rammelaar, Pechvogel kreeg een hele collectie met de mooiste pauwenveren.

Op dag 41 kwamen er nog 8 cadeautjes bij.
Op dag 42 kwamen er nog 6 cadeautjes bij.
Op dag 43 kwamen er nog 3 cadeautjes bij.
Op dag 44 kwam er nog één cadeautje bij.
Op dag 45 kwamen er geen bij. Wipneus telde alles na. 329, 330, 331, 332... Dat zijn alle cadeautjes, behalve één: het 333e cadeautje van Wipneus.

Hij keek door alle ramen. Nergens zag hij een elfje druk bezig met een cadeautje. Het zou toch niet, dacht Wipneus, ze zouden me toch niet vergeten zijn?

Alle dagen was Wipneus zo vrolijk, maar nu sjokte hij somber door het dorp. Hij had geen cadeautje. Ze waren hem vergeten. Er rolde een klein traantje uit zijn oogje dat over zijn neusbrug omlaag kroop, even bleef hangen aan het tipje van zijn wipneus en daarna op de grond drupte.

De grote rode baas zag hoe verdrietig Wipneus was.
"Maar kleine Wipneus, wat is er aan de hand?" vroeg hij bezorgd.
"Nou, meneer, ik ben vergeten," snikte Wipneus. "Niemand heeft mij een cadeautje gegeven."
De grote rode baas streek even door zijn lange witte baard.
"Maar kleine Wipneus, het is nog niet te laat! Het is nog geen middernacht!"

Om 10 uur leefde de hoop van Wipneus weer op.
Om 11 verzamelden alle elfjes op het plein.
Om half 12 verloor Wipneus de moed.
Om kwart voor 12 werd Wipneus wanhopig.
Om 5 voor 12 vormden alle elfjes een kring om Wipneus.
De bel sloeg twaalf keer. Wipneus snikte. Ze waren hem vergeten. Hij had niets gehad. Geen cadeautje. Niets.

En toen plots verscheen er een vallende ster. Alle elfjes keken omhoog, en overal klonken er "Ooh"s en "Aah"s. De vallende ster viel steeds verder en verder naar beneden, totdat hij rustig neerdaalde in het midden van het dorpsplein, voor de voeten van Wipneus en het standbeeld van de kerstengel.

Verlegen stapte Schuwtje naar voren uit de menigte.
"Sorry," zei ze zachtjes. "Ik weet dat dit niet op je verlanglijstje stond, maar ik hoop dat je het toch mooi vindt."
Ze schuifelde dichterbij en drukte verlegen een kusje op Wipneus' wipneus.

Wipneus huilde. Niet omdat hij zo verdrietig was, maar omdat hij zo gelukkig was. Ze waren hem helemaal niet vergeten. Hij had zelfs het mooiste cadeau van allemaal gekregen. Hij had een ster gekregen.
Hij klom op de ster en hield zich stevig vast. Langzaam steeg de ster op en rees hoog op in de hemel.

Wipneus was de gelukkigste elf van allemaal.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:50 

The Legend of Zelda: The Light of Life

Eeuwen geleden, toen de vrede nog heerste, lag er hoog in het noorden naast de machtige gelijknamige berg een prachtig koninkrijk: Hyrule. De toen al eeuwenoude beschaving was het toevluchtsoord van vele rijke lieden van hoge komaf, hoge priesters en invloedrijke magií«rs en faeí«n. Maar dit elitaire dorp herbergde ook het Licht der Leven. Al wat leefde in die gehele wereld – ook buiten Hyrule – was afhankelijk van het bestaan van dit artefact en haar drie beschermheren: de Held der Moed, de Prinses der Wijsheid en de Koning der Kracht.

Maar op een dag rees een kwade kracht op uit het zuiden, vanuit de zee, die een grote duistere wolk met zich meebracht en het Licht der Leven poogde te stelen. De Held der Moed riep de krachten van de goden op en vocht dapper tegen de kwade macht, maar het kwaad overwon. De machtige berg Hyrule begon vuur te spuwen, en bedekte het koninkrijk in een dikke laag as, en de gehele wereld werd bedekt met een sluier van duisternis.

Toch was niet alles verloren. Want buiten het koninkrijk was er nog sprake van leven, wat betekende dat het Licht der Leven niet in handen was van het ultieme kwaad, en nog belangrijker: dat de drie beschermheren zelf ook nog in leven waren. Eeuwenlang wachtten de kleine verspreidde volkeren op de komst van de Koning, die het koninkrijk met zijn kracht zou verlichten, op de komst van de Prinses, die de mensen met haar wijsheid zou verlichten, en zij wachtten op de komst van de Held, die met zijn moed het kwaad zou verlichten en uitroeien.

Maar geen van drieí«n kwam.

Eeuwen later trok een groep naar het noorden, afkomstig uit een klein dorp uit het bergendal, van het volk met de lange oren, in een vreedzame kruistocht, trekkend naar de grote berg Hyrule. Toen zij in hun tocht ondermijnd werden door volgelingen van het kwaad en gevangen werden genomen, stuurde de groep hun jongste gezant uit, die als enige kon ontsnappen: Link.

Link zwoer terug te komen en zijn familie te bevrijden. Vastberaden begon hij zijn tocht, en zijn doel werd groter bij elk obstakel dat hij overwon. Gedurende zijn reis kreeg hij de openbaring, dat hij voor een groter doel bestemd was dan het bevrijden van zijn familie: hij moest de wereld ontdoen van het kwaad.

Gedreven door moed, maar ook lichte overmoed, trok hij in zijn eentje te paard richting Hyrule verder. De legende vertelde hoe de berg Hyrule het koninkrijk had onder gespuwd met as, en hoe het rijk verloren was gegaan –daar moest het grote kwaad zitten, het kwaad dat de wereld in duisternis liet hullen.

Maar er zat geen kwaad in de berg Hyrule – nee, wat er werkelijk zat, was een machtige fae, die Link zegende met haar wijsheid. Zij vertelde hoe de berggoden als laatste redmiddel het koninkrijk omhulde met een magisch schild: het schild was tegen veel bestand, maar zou het niet lang volhouden tegen het ultieme kwaad, en dus liet de berggod Mynyddog het vuur uit het middelpunt van de aarde omhoog spuiten, liet de berg Hyrule brullen en spuwen, en bedekte het koninkrijk in een ondoordringbare laag as, het beschermend tegen het kwaad. Als de tijd gekomen was, zou de nieuwe Held opstaan en voor eens en voor altijd het kwaad uitroeien, en Hyrule laten herrijzen.

Die Held was Link.

Het was het zwaard van de Oude Held, diep verborgen in de vuren van de berg, dat Link nodig had om het kwaad mee uit te bannen – maar het zwaard had zijn kracht verloren, en in zijn huidige staat kon het het kwaad niet verbannen. Het waren de parels der aardse elementen die Link nodig zou hebben om de goden te verzoeken de weg naar Hyrule te openen, en daar met het laatste, vierde element de kracht in het zwaard te herroepen.

Link legde lange afstanden over de gehele wereld af opzoek naar de parels en na een lange tocht vol ondenkbare gevaren, vond Link de parels van het water, vuur en de aarde. De parels offerend bij hun stenen priesteressen, verleenden de goden hem toegang tot Hyrule, en de as week uit voor de Nieuwe Held, die afdaalde naar het Vergeten Koninkrijk.

Het leek te laat. Ook de muren van Hyrule waren bedekt met duister, en de heerser van al het kwaad, Fionntán, had zijn plaats genomen op de troon van de koning. Hyrule leek van hem.

Er was slechts één ruimte buiten zijn duistere grip gebleven: het heiligdom van het Licht der Leven. Met hulp van de goden kon de Nieuwe Held verborgen blijven voor het kwaad, en drong het heiligdom binnen. Het Licht der Leven zegende zijn zwaard en de kracht was hernieuwd: het bezat de eens verloren kracht om al het kwaad uit te roeien.

Het kwaad viel, verblind door het licht van het zwaard. De duistere sluier trok weg, en de as rees omhoog, naar de hemelen; Hyrule keerde terug naar het aardoppervlak. De Koning der Kracht verlichtte het land met zijn kracht. De Prinses der Wijsheid verlichtte de mensen met haar wijsheid.

All was well.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:53 

Bellatrix' first murder
The fog crept over the grass, making the two of them nearly invisible.
"No, Cissy, we have to stay hidden-"
"Lumos!"
A small, blue light appeared, illuminating a small ratio around them.
"Dim the light, Cissy!" the darker one hissed.
"Shush, I believe I hear his footsteps already..."
"Defluo fumen," a soft, low voice said. A bit of the fog disappeared as the figure drew nearer the two sisters.
"Ah, Regulus," Narcissa Malfoy said, a charming smile appearing on her face.
"Narcissa," the adolescent greeted his older cousins. "Bellatrix."
"You were nearly late," Narcissa pouted. "Where's Sirius?"
"Silence!" Bellatrix hissed. "We do not speak of him in public!"
"He's with that Potter," Regulus said, paying barely any attention to his cousin. "Potter and his mudblood girlfriend."
Bellatrix lay her wand against Regulus' chin.
"Had I not told you to silence about that bloodtraitor?" she said. "Come, before someone sees us."

Even though he wasn't a host but a guest at the house, he took Narcissa's coat like a gentleman. Bellatrix roughly threw her coat upon him, not paying any further attention to him. She entered the dining room where Rodolphus was seated at the head of the long table, fingers entwined, leaning his elbows on the table. Bellatrix' walked passed him, letting her fingers slide over his shoulder, and then sat next to him and opposite of Rabastan, who was fooling around with his teaspoon. Rodolphus looked up at Regulus.
"You're late," he said in a deep voice. "You know the Dark Lord doesn't like late arrivals, do you?"
"I'm not late," Regulus said. He looked at the clock. "Now I would've been late."
"No clever talk, boy," Rodolphus sneered, both irritated and amused. "Sit."
Narcissa placed her hand briefly upon Regulus' shoulder before she sat down next to Rabastan. After Regulus had seated, Rodolphus bent over.
"Edmund Kentsworth, from the Ministry of Magic, do we remember him?" he said. "He took something from us. We want it back."

"In the cabinet lies the necklace. It is protected by several defensive spells. To our knowledge they are defensive only, but keep a weather eye open for any attacks. Kentsworth himself is most probably seated in the living room, listening music. He always turns up the volume high, so it'll be no problem getting passed him. We leave through the kitchen door. Keys are in the jar on the window sill next to it. Any questions?"

Bellatrix pressed herself against the wall, next to the door. Her eyes were fixed on the hallway and she was listening intensively.
"Make haste, boy," she whispered at Regulus, who was forcing the cabinet. Regulus was stiffened with concentration while he dismantled the spells. He gasped for air when one of them turned out wrong: the glass broke and made loud, clattering noise. Bellatrix' eyes widened. Before she could've had the chance to yell at Regulus, she heard footsteps on the stairs. She leaped forward and ran towards the window.
"Quickly!" she hissed. "At least get the necklace!"
Regulus looked up in panick and quickly continued dismantling the spells.
"For god sake, just blow the thing up already!" Bellatrix hissed. Kentsworth entered the room, looking bewildered at Bellatrix and Regulus. He left her no other choice. Regulus was too downright stupid. Kentsworth raised his wand. Bellatrix jumped inbetween them and slashed her wand as though it were a knife. The blood immediately began spouting out of his throat, covering both Bellatrix and Regulus with deep red stains. Bellatrix blew up the cabinet, pushed the necklace in Regulus' hand, grabbed his wrist and after blowing up the window, she leaped out of it, landing in the bushes.

When they arrived at Rodolphus and Rabastan, waiting a block away for them, she let go of Regulus and nearly poked his eye out with her wand.
"FOOL!" she hissed. "We nearly failed because of you!"
"What happened?" Rodolphus asked.
"Because of his stupidity we had to kill Kentsworth," Bellatrix hissed, not looking away from Regulus. "And I'm eager for another kill-"
"Lower your wand, Bella," Rodolphus said, doing so himself by grabbing ahold of Bella's wrist. "We're not killing relatives. You've killed enough for tonight."
Bellatrix whipped the blood of her cheek, gave Regulus a look of death and then walked away. Sincerely pissed off.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:53 

Sweeney Todd: alternate ending
Sweeney wiped the blood of her cheek and stroke her hair.
"You knew she lived," he whispered.
"I was only thinking of you..."
He looked up, hurt.
"You lied to me..."
"No, no not lied at all,"
"Lucy..."
"No, I never lied, said she took a poison, she did, never said that she died,"
"I've come home again..."
"Poor thing, she lived, but it left her weak in the head, all she did for months was just lie there in bed,"
"Lucy..."
"Should've been in hospital, wound up in Bedlam instead, poor thing!"
"Oh my god..."
"Thought you'd better think she was dead, yes I lied, "˜cos I love you!"
"Lucy..."
"I'd be twice the wife she was, I love you!"
"What have I done?"
"Could that thing have cared for you like me?"
"Mrs. Lovett, you're a bloody wonder, eminently practical, yet appropriate as always, as you've said repeatedly, there's little point in dwelling on the past!"
"Do you mean it?"
"Do come here, my love,"
"Everything I did I swear I thought was only for the best,"
"Not a thing to fear, my love,"
"Believe me!"
"What's dead,"
"Can we still be,"
"Is dead,"
"Married?"
"The history of the world, my pet,"
"Oh, Mr. Todd, oh Mr. Todd, leave it to me,"
"Is learn forgiveness and try to forget,"
"By the sea, Mr. Todd, we'll be comfy-cozy, by the sea, Mr. Todd, where there's no one nosy,"
"And live is for the alive, my dear, so let's keep living it!"
"Just keep living it!"
"REALLY LIVING IT!"
Mrs. Lovett gasped, let go of Mr. Todd and turned away.
"Toby!" she whispered. Sweeney stood frozen in front of the oven, bewildered he had failed to kill her.
"I think I heard Toby!" Mrs. Lovett said, walking towards the door. She pressed her ear against the wood. "Yes, I hear his footsteps! He's running! We have to stop him. Mr. T, he's running away!"
Sweeney took a deep breath. Other matters called, other matters he had to attend to. He would finish off Mrs. Lovett later.
"We have to kill him."
Mrs. Lovett looked up.
"Oh, no, there's no need for that!" she said. "He's of no harm, really!"
"If we let him live, he will call for help and betray us," Sweeney said, searching the floor. Mrs. Lovett looked down, nervously fiddling her dress. She knew that whatever she said, the boy had to die.
"Oh, he was such a sweet kid," she sighed.
"My razor..."
Mrs. Lovett turned around.
"Where's my razor..."
"Oh, leave the razor," she said, nervously looking at the door. "We must be quick. Take something else. There are knives in the back."
Sweeney looked at the set of knives, then found a meat axe. He picked it up, and took a good look at the knife. Mrs. Lovett opened the door and entered the sewer.

"Toby... Where are you love?" she called eerily through the echoing sewer.
"Toby?"
"Nothing's gonna harm you, not while I'm around..."
"Toby!"
"Nothing's gonna harm you, no love, not while I'm around..."
"Toby boy..." Sweeney softly called, the axe hidden behind his back. They approached another door. Mrs. Lovett peaked through the small barred opening, turned, and nodded at Sweeney.
"Demons will charm you with a smile, for a while," she chanted. She placed her hand on the doorknob, turned it, and opened, entering the dark room. The light from the sewer fell into the room, casting Mrs. Lovett's long shadow over the frightened Toby, huddled in the back of the roo.
"... but in time..."
Mrs. Lovett looked with pity at the little boy, smiled encouragingly. She wanted to console him, hug him, the poor little boy.
"Nothing's gonna harm you... not while I'm..."
Sweeney's long shadow was cast next to Mrs. Lovett's. She saw his shadow raise the axe, and too late she realized he wasn't going to kill Toby.

Her loud, eerie scream filled the sewer.

Sweeney dropped the axe, casting the loud sound of the clattering metal through the room.
"Flee, son," he said softly. Toby, tears of fear on his cheek, crawled up.
"Run, as fast as you can," Sweeney said. "And close the door..."
Toby obeyed – he left the room as quickly as he could, but he took longer closing the door. He let out a shriek when a great puddle of blood flew underneath the door.

Sweeney's blood.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:55 

Warning, adultry.

Robertus/Melody: Schaakmat
Spoiler:
Zijn grip op Melody verslapt enigzins, gelijdelijk met zijn woede. Neemt niet weg dat hij nog steeds boos is, maar hij komt enigzins tot bedaren. Ho, wacht.

Zijn gezicht vertrekt als de boeman in hem verandert. Hij staart verbluft naar het idiote ventje met zijn hoofd, en zijn woede begint weer terug te komen. Hij duwt Melody geí¯rriteerd van zich af.

"Zoek het zelf maar uit met dat ding," snauwt hij geí¯rriteerd, en hij loopt weg. Hij heeft het eventjes niet meer, en besluit stoom af te blazen. Hij loopt de eerste de beste kamer in, de muziekkamer, en smijt de deur hard dicht. Hij zucht. Hij laat zich op het pianokrukje zakken en haalt een hand door zijn haar. Hij laat zijn vingers over de toetsen glijden, en plingelt een beetje. Om een beetje af te koelen, begint hij te spelen.

Melody kijkt Robertus ontzet na wanneer hij haar ruw van zich afduwt. Het grijnsje van zonet is verdwenen en ze slaakt een geí¯rriteede zucht, waarna ze haar aandacht weer op de Robertus-boeman richt en vervolgens haar blik over de rest laat glijden.

Ze slaat haar ogen ten hemel en zucht even geí«rgerd. "Ik ga al kijken." bromt ze.

"Ik zou haast zeggen dat dat goed klonk.. maar helaas." met haar armen over elkaar heen geslagen loopt ze verder de muziekkamer in, na de deur achter zich gesloten te hebben. Argh, nu moest ze zeker zoiets als "˜excuses' aan gaan bieden ofzo.. No way. "Je maakt van een mug een olifant, Bertje."

PLING. Robertus laat zijn vinger van de toets afglijden. Hij had de gevoelige snaar gebroken, net als Mel die van hem. Hij draait zich langzaam op en kijkt loom naar haar op. Wat komt ze doen, een poging tot verontschuldigen?
"Wat wil je van me?" vraagt hij geí¯rriteerd. "M'n levensverhaal? Een liefdesverklaring? Vergiffenis?"
Elk woord klonk ridiculer - en dat vergeven vreemder klinkt dan liefde verklaren zegt al heel wat over de twee.

Hij keert zonder op antwoord te wachten Melody chagrijnig de rug weer toe, en laat zijn vingers weer over de toetsen gaan. Hij speelt een akkoord, maar laat zijn handen er weer vanaf glijden.
"Weet je, je zou ook eens een keer een poging kunnen wagen om normaal te doen," mompelt hij.

"Wat ik van je wil? Eigenlijk verlang ik zo erg naar je, begrijp je dat dan niet?" Een ongelovig lachje volgt, dat mocht hij willen.
Ze schudt dan ook met eenzelfde ongelovig grijnsje haar hoofd bij het horen van zijn volgende woorden. "Moet jij nodig zeggen, met je freaky detectoren en je creepy stuff. Je bent haast even stoffig als dit huis."

Robertus staat kwaad en snel op, waardoor het pianokrukje omvalt. Hij besteedt er geen aandacht aan en kijkt Melody alleen maar nog kwader aan. Hij opent zijn mond half, maar weet niets tegen de belediging in te brengen.
"Ik had het over je gedrag tegen andere mensen!" sputtert hij met een kwaad blosje. "Zoals je tegen mij doet bijvoorbeeld! Je hebt je de hele tijd alleen nog maar gedragen als een rotkreng!"

Er gaat bij Melody een geamuseerd grijnsje vanaf, dat al snel weer vervaagt. Het feit dat hij haar een rotkreng noemt, doet haar echter niet veel. "Well, dat is omdat je er zelf om vraagt, anders kan ik ook wel het lieve en onschuldige verplegertje spelen hoor." ze knippert even overdreven bij die laatste woorden. Ze trekt eventjes kortjes haar wenkbrauwen op en zet nu een aantal stappen dichter bij hem, nu hij eenmaal op is gestaan. "Jij verdient niet veel beter. Je bent maar een zielig spookjagertje die appels met scalpels en geesten aanbidt, je kickt op dood en verderf, is het niet?" Ze blijft staan en scheurt haar blik niet van hem af. "Nou, als dat niet ziek is, weet ik het niet meer."

Robertus balt zijn handen tot vuisten, vooral bij het stekende woord 'verpleegstertje'. Hoewel hij het liefst weer afstand wil nemen, blijft hij staan als ze dichterbij komt. Zijn ademhaling wordt steeds dieper en sneller bij elk stekend woord dat ze zegt. Hij is voorgoed gekrenkt.
"Vals kreng," zegt hij kokend, met ingehouden woede. Die woede kan hij echter niet lang inhouden.
"VALS KRENG!" herhaalt hij, nu schreeuwend in haar gezicht.

Zonder ook maar een vin te veroeren blijft Melody staan, kalmpjes, toekijkend hoe Robertus staat te koken. Zelfs wanneer hij recht in haar gezicht begint te schreeuwen, blijft ze hem kalmpjes aankijkend, staan.
"Ik wacht nog steeds op die liefdesverklaring." komt er dan ook doodkalm uit. In plaats van dat ze terug zou gaan schreeuwen, lijkt het erop dat dit meer effect zou hebben. Veel meer.

Zonder er ook maar verder bij na te denken of er ook maar een greintje logica zit in zijn actie, komt Robertus nog dichterbij, en drukt plotseling zijn lippen op de hare, haar hevig kussend. Hij pakt één arm vast, duwt haar naar achteren, tegen de muur, en laat zijn andere hand langs haar zij glijden.

Melody snakt naar adem wanneer hij haar uitspraak wel heel serieus neemt en haar opeens hevig begint te zoenen. Totaal overdondert blijft ze dan ook even staan, maar al gauw vindt haar rug de muur en voor ze het zelf ook maar doorheeft, heeft ze haar ogen gesloten en kust ze hem hevig terug. Wanneer zijn hand langs haar zij glijdt, gaat de hare door zijn haar en eindigt vervolgens op zijn borst. Haar been glijdt al snel om de zijne heen en tilt ze tegen zijn kuit op.

Robertus' hand glijdt lager en lager, tot hij de rand van haar rok heeft gevonden. Zijn vingertoppen krullen zich om de stof een en zijn hand glijdt weer naar boven, de rok omhoog trekkend. Hij verbreekt de kus om zijn lippen in haar nek te drukken.

Haar hand op zijn borst vergrijpt zich nu naar de kleding die zich op het moment nog tussen haar hand en zijn lichaam bevindt. Ze sluit even genietend haar ogen en snakt nog eens naar adem wanneer ze zijn lippen in haar nek voelt.
Ze buigt zich langzaam naar zijn oor toe.
"Schaakmat."

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:56 

Robertus/Faith: Ja
Robertus kijkt Madison indringend aan.
"Alsjeblieft?"
Madison kijkt hem half geamuseerd, half geí¯rriteerd aan.
"Je hebt echt niks aan mij hoor," zucht ze. Robertus kijkt haar smekend aan.
"Je hoeft alleen maar in de buurt te zijn. Standby te staan."
Madison draait haar blik weg en kijkt twijfelend naar de muur. Eigenlijk wil ze nu weigeren, met de smoes dat ze die avond zelf wat te doen heeft, maar het probleem is dat ze dat niet heeft. Liegen?
"Fine. Ik ben beneden."
Ze haalt haar schouders op en ploft op de bank. Robertus valt nog net niet op zijn knieí«n.
"Dank je, dank je dank je dank je!" verzucht hij opgelucht. Hij gooit dankbaar zijn handen in de lucht en verlaat de kamer. Maddie rolt met haar ogen.

"Zeg nou wat er ihiiis," dringt Faith lachend aan. Robertus stoot een zenuwachtig lachje uit, maar geeft geen antwoord. God, wat is hij nerveus, z'n handen plakken ervan. Faith fronst, nog steeds lief glimlachend, dit feit ook opgemerkt hebbende.
"Robertus, lieverd, wat is er nou aan de hand?"
"D-dat zie je zo wel, volg me nou maar," antwoordt hij, ietsjes harder aan haar hand trekken, als een ongeduldig kind op de kermis. Hij duwt voorzichtig de deur open van de slaapkamer, en onthult schemerlicht, een gedekt tafeltje en een handjevol kaarsjes. Faith slaat een hand voor haar mond.
"Aww, Robertus, wat lief!" zegt ze glimlachend. Ze vliegt hem om de hals en drukt een kus op zijn lippen. Glimlachend, maar nog steeds bloednerveus trekt hij een stoel voor haar naar achteren en gaat tegenover haar zitten. Met trillende handjes haalt hij de deksel van het bord, en schept op. Faith legt kalm haar hand op de zijne om het van hem over te nemen.
"Rustig, ik doe het wel," zegt ze, half lachend. Robertus laat braafjes de opscheplepel los en legt zijn handen op zijn schoot. Vervloekte ondingen, houd toch eens op met trillen. Om toch nog wat te doen te hebben, trekt hij de elvenwijnfles open en schenkt in. In zijn trillerige onhandigheid morst hij een flinke scheut.
"Oh, sh*t, sorry, i-ik-"
Hij tast onhandig naar iets in het wild om mee te deppen. Faith staat vlug op en haalt een handdoek uit de badkamer, de wijn vrolijk neurií«nd opdeppend. Als er alleen nog maar een rode vlek op het tafelkleed te zien is, richt ze haar staf ernaar en mompelt "Hygií«na!" Met een kop roder dan de wijn gaat Robertus weer zitten.

Tijdens en na het eten zit hij de hele tijd met één hand in zijn zak, nerveus met het ding spelend. Hij draait het tussen zijn vingers, haalt het er af en toe uit, maar nooit boven tafel, zodat Faith het niet ziet, stopt het weer terug. Faith, zich wel van iets, maar geen kwaad bewust, kijkt hem af en toe met een kleine frons aan, in een poging zijn gedachtes te lezen, terwijl ze met een lieve glimlach doorpraat over koetjes en kalfjes.
"Nu? Nu? Straks? Of nu?"
In, uit, in, uit. Zenuwachtig blijft Robertus met het ding spelen. In, uit, in, uit, "gedoe!"
- klinglingling –
Bij het horen van het gerinkel staat Faith op om wat het dan ook is dat viel op te rapen. Robertus springt haastig op.
"NEE! N-nee, wacht, ik doe het wel," brengt hij er hakkelend tegenin. Faith, al gebukt staande, recht haar rug weer, kijkt hem vragend aan.
"Is er iets?" vraagt ze hem bezorgd.
"I-ik, nee, niets, niets! Blijf waar je staat," mompelt Robertus. Hij laat zich op zijn knieí«n vallen, opzoek naar het glimmende ronde ding op de grond.

Als hij het na ongeveer een minuut eindelijk onder het bed gevonden heeft, staat hij op. Hij gaat voor Faith staan, maar durft haar niet aan te kijken.
"F-Faith, i-ik-"
God, hij kan het niet, hij kan het niet, hij kan het niet- wat als ze nee zegt?
"W-wil-"
God, hij krijgt straks een paniekaanval, hij weet het zeker, zeker! Voorzichtig zakt hij door zijn knieí«n, en kijkt eindelijk, al zijn moed bijeenschrapend naar haar op. Hij houdt zijn hand op en opent hem, de ring tonend.
"Wil je met me trouwen?"

Faiths ogen worden groot van ongeloof. Haar ogen rollen naar achteren, en met een doffe plof valt ze op de grond. Robertus slaakt onwillekeurig een geschrokken kreetje. Is dat een "˜nee'? Sh*t, hij moet iets doen, hij moet iets doen oh god WAT MOET HIJ DOEN? Hij staat haastig op, pakt het glas water van het nachtkastje, knielt weer bij Faith en ondersteunt haar nek als hij haar hoofd een stukje optilt. Trillerig zet hij het glas aan haar lippen, maar de halve inhoud morst hij over haar gezicht.
"gedoe gedoe gedoe!"
Hij raakt in paniek, maar voelt dan Madisons hand op zijn schouder, die zodra ze een harde klap hoorde naar boven kwam. Ze duwt hem zachtjes weg. Zonder verder nog een woord te zeggen, springt Robertus op en rent naar de badkamer – hij bereikt de WC-pot nog net op tijd.

Al het eten, met zorg klaargemaakt, komt er in ongeveer 8 keer uit. Zwetend van de zenuwen hangt hij boven de pot, zijn vingers krampachtig om de randen geklemd. Hij heeft het verprutst, hij heeft het helemaal verprutst. Hij wist het wel. Hij voelt zich rot. Hij voelt twee zachte handen op zijn schouder, en gaat er vanuit dat het Madison is, totdat een stem zachtjes "Och, lieverd toch..." fluistert. Faith knielt achter hem, legt een arm om zijn middel en aait met haar vrije hand zachtjes over zijn hoofdje, terwijl Robertus voor de 9e keer overgeeft. Ze legt zachtjes haar hoofd op zijn schouder, hij voelt haar haar in zijn nek kriebelen. Ze glimlacht, vertederd door het feit dat zijn hele lichaam in de stress schiet alleen maar voor haar.
"Ja," fluistert ze. "Ik wil."

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:56 

Het verhaal van Faith en Madison Williams
-Krák-
"MADDIE!"
Madison kijkt geschrokken op. Uh-oh. Ongelóóflijk wat een gehoor dat mens heeft. Ze schuift het ballerinaatje met een vloeiende beweging de sofa onder. Ze springt op, vouwt haar handjes achter haar rug en kijkt lichtelijk schuldbewust naar haar voetjes. De deur vliegt open, en Faith komt boos binnenstappen, handjes in de heupjes, Madison streng aankijkend.
"Wát heb je gedaan?" vraagt ze scherp. Madison kijkt op, haar zus met een poeslief gezichtje aankijkend.
"Niets," antwoordt ze met een mierzoet stemmetje. Faith knijpt haar ogen samen, en kijkt naar de sofa. Madison bijt op haar lip, buiten het zicht van haar zus, en ziet er gespannen op toe hoe Faith een zoektocht begint. Nee, niet onder de vierkante, felgekleurde kussentjes. Niet onder het zitkussen of achter de rugkussens. Ook niet onder het quilt. Aha! Faith zakt door haar knietjes, en Madison slaakt een protesterend kreetje.
"Mina!"
Geschrokken grijpt Faith naar het popje. Met tranende oogjes kijkt ze naar haar geliefde ballerinaatje, wiens arm eraf ligt. Woedend draait ze zich naar Madison.
"WAAR IS DE ARM?" gilt ze. Madison slikt, haar ogen flitsen even naar de deur. Ok, één, twee... Ze gooit het armpje naar Faith, en rent naar de deur. Faith zet het op een krijsen.
"MAMA, MADDIE HEEFT MINA STUKGEMAAKT!"
"Het was een ongelukje!" roept Madison over haar schouder, de trap naar zolder opstormend. Onder haar hoort ze een zucht, een zachte lach, en daarna haar moeders zware voetstappen.
"Ssst, Faith, lieverd, 't komt goed..." sust ze glimlachend, de snikkende Faith over haar blonde bolletje aaiend. Ze trekt haar staf, en met een klein tikje op Mina's schouder is Mina weer volledig de oude. Faith kijkt blij op, en drukt een kus op haar moeders wang.

Vijf jaar later – Faith is elf, Madison tien. Hun vader draait de sleutels in het slot, en opent de voordeur. Hij knippert even tegen het felle zomerzonlicht in, en stapt naar buiten. Faith loopt vrolijk neurií«nd achter hem aan, en Madison springt haast de drempel over.
"Voorzichtig!" bijt Faith met bezorgdheid, als Madison bijna voorover valt, maar het kwam er vijandiger uit dan bedoeld. Madison steekt haar tong uit, en begint binnen de lijntjes van de stoeptegels te hinkelen. Hun vader kijkt even naar de overkant van de drukke straat; het park is nog rustig.
"Kom op," glimlacht hij, Faith bij de hand nemend. "Links kijken, rechts kijken, nog een keer links- MADISON, KIJK UIT!"
"MADDIE!" gilt Faith hysterisch. Madison kijkt verdwaasd op; ze was al vrolijk de weg opgerend om naar het park te sprinten. BAM. Faith slaakt een kreetje, slaakt haar handen voor haar ogen, er klinken piepende banden, ze hoort haar vaders schreeuw, een angstkreetje van Madison, en een doffe plof. Faith blijft trillend, haar ogen dichtgeknepen houdend, staan, maar haar vader snelt naar Madison toe, die huilend op de grond ligt. De automobilist die haar aanreed stapt geschrokken uit.
"G-gaat het?" hakkelt hij verbluft, en trillerig. Madison kijkt snikkend naar hem op.
"J-ja," jammert ze. "M-m'n been doet alleen een beetje p-pijn."
Getoeter, met een flink aantal decibel ook. De automobilist verontschuldigd zich, zet de auto aan de kant, en staat erop hen naar het ziekenhuis te begeleiden, maar vader weigert.

Een uurtje later zit Madison vrolijk op haar bed, met de ballon te spelen die ze van één van de Helers had gekregen. Faith zit met rode, gezwollen oogjes naast haar. Op de gang hoort ze haar ouders ruzií«n. Ooh, het was allemaal haar schuld! Als zij beter op had gelet, was Maddie nooit zomaar de straat op gerend. Dan was mama nooit boos geworden op papa. Ze slikt de brok in haar keel weg. Misschien... als ze gewoon... misschien waren haar ouders dan nooit gescheiden... Madison kijkt vrolijk naar haar zusje om.
"Ook een bonbon?"

Glimmend van trots stapt Faith naar voren. Wauw, haar diploma! Met letterlijk glimmende en rode wangetjes en een smile van oor tot oor stapt ze het podium op. Ze pakt de rol perkament aan, schudt de hand van de Hoogmeester, en maakt een klein buiginkje naar het klappende publiek. Ze moet even lachen als ze Madison uitbundig op een stoel ziet springen, met een groot spandoek. "HUP, FAITH, HUP! PAK GEWOON DIE CUP!" Ze smoort vlug haar gegiechel, en stapt naar het altaartje, waar ze de ceremonií«le Helersbeker aanpakt en een klein slokje neemt. Haar mentrix glimlacht naar haar, knikt, en ze neemt plaats bij alle andere geslaagden. Eindelijk, haar Helerscarrií¨re kan beginnen!

Madison belt aan, en wacht ongeduldig tot Faith opendoet. Ze belt nogmaals.
"FAAAIIITH!" schreeuwt ze naar boven. Faith opent het raam, en gaat er lachend uithangen.
"Maddie!" roept ze verrukt. "Ik kom eraan!"
Vlugge voetstappen, bij de laatste paar trees springt ze, haalt de kettingen van de deur, en trekt hem dan met een blij gezicht open. Madison grijnst.
"Hí¨hí¨, het werd wel eens tijd," zeurt ze ongemeend. Ze geeft haar zus een knuffel, en stapt naar binnen. Faith sluit de deur, en kijkt trots glimlachend op naar haar zusje.
"Je raadt nóóí­t wat ik zojuist heb gehoord!"
Madison trekt een nadenkend gezicht.
"... je hebt een vriendje gevonden?" vraagt ze hoopvol. Faiths blije verzicht vertrekt even in sarcasme, maar klaart onmiddellijk weer op.
"Nee, veel beter!" zegt ze enthousiast, naar boven lopend, en haar zusjes jas aanpakkend. "Weet je nog dat mijn boek uitgegeven werd?"
Madison knikt, en ploft in een stoel. Faith loopt naar de keuken, haar stem een beetje verheffend zodat Madison haar nog kan horen.
"Nou," gaat ze verder, thee zettend. "Het blijkt echt een enorm succes te zijn! Ik was het er eerst helemaal niet mee, eens, maar... ik ga nog een boek schrijven!"
Madison glimlacht, pakt de thee aan en laat een vrolijk en aanmoedigende "Yay!" klinken.
"Dus, waar gaat het over?" vraagt ze nieuwsgierig. Faith gaat naast haar zitten, opgewonden.
"Nou... dat brengt me op het tweede," zegt ze, glimlachend. "Weet je nog, dat spookhuis waar ik je over vertelde? Waar ik zo graag heen wou? Nou, er is dus- ik- Oh, lees maar gewoon zelf."
Ze stopt Madison de Ochtendprofeet toe en wijst het artikel aan. Madison laat haar ogen eroverheen glijden.
"Een miljoen?" zegt ze ongelovig. Faith knikt een beetje warrig.
"Maar daar gaat het helemaal niet om!" zegt ze opgewonden. "Lijkt dat je niet super? Het lijkt me zo interessant. í‰n het zou een super onderwerp zijn voor mijn tweede boek!"
Madison slurpt eventjes aan haar thee, en kijkt overwegend naar haar artikel.
"Ok. Als jij gaat, ga ik mee!"

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:57 

Het verhaal van Robertus Janszoon

Moeder zit zachtjes wiegend in haar schommelstoel in het schemerlicht. De donkere, stoffige gordijnen laten maar één klein lichtstreepje door, die over de oude, gouden grammofoon valt, waar schel muziek uitklinkt. Moeder en Jasprina zingen in koor vrolijk mee.
"When I was a little girl, I asked my mother, what will I be..."
Robertus kijkt gebiologeerd op naar zijn grote zus, zijn treintje afwezig heen en weer rijdend.
"Will I be pretty? Will I be rich? Here's what she said to me."
Boven klinkt het valse pianospel van Arabella, en de schelle stem van Isadora, die haar begeleidt en corrigeert in haar muziekles. Buiten klinkt het getik van houten zwaardjes in het bloedstollende gevecht tussen Albertus en Jacobus.
"Que sera, sera, whatever will be, will be, future is not ours to see, que sera, sera..."
Jasprina, liggend op haar buik, wiebelend met haar beentjes in de lucht, pakt een klein wagonnetje van Robertus' stoet, en rijdt er een rondje mee.
"Wat wordt jij als je later groot bent, kleine Robertus?" vraagt ze met oprechte nieuwsgierigheid. Robertus kijkt trots op.
"Spookjager!"
Johannes lacht hartelijk, Aelbrecht honend. Moeder zucht.
"Robertus, lieve jongen, spoken bestaan niet..."
"Welles!" protesteert hij. "Er zit een spook op m'n kamer!"
"Moet pappie de monsters onder je bed wegjagen?" vraagt Aelbrecht spottend. Robertus kijkt geí¯nteresseerd op.
"Zitten er monsters onder m'n bed?" vraagt hij nieuwsgierig. Moeder kijkt streng naar Aelbrecht.
"Aelbrecht Jan-Jacob, niet je kleine broertje voor de gek houden!"
Aelbrecht negeert haar, en buigt zich naar de kleine Robertus.
"Ja, een hele grote!" zegt hij met een grijns. "Met grote, gele tanden en rode gloeiende ogen!"
Robertus springt op en rent naar boven, zijn hartje kloppend in zijn keel, half angstig, half opgewonden. Hij duwt het luikje naar zijn zolderkamertje open, ploft op zijn deprimerend zwarte tapijtje en gaat op zijn buik liggen. Zijn tongetje half uit zijn mond, staart hij ingespannen naar de zwarte leegte onder zijn bed. Zou er echt een monster zitten.
"Bertje..." galmt het fluisterend door zijn kamer. "Beeertjeee..."
Robertus knippert, en krabbelt op. Hij wist het, hij wí­st het! Er zat een spook op zijn kamer! Hij draait zich vlug naar het raam, en hij ziet inderdaad de schim van het jongetje in de vensterbank zitten, die hij al eerder gezien had. Verwonderd knipperend blijft hij de bewegingen volgen. Na een paar minuten staart hij in het grijnzende gezicht van Billy de Boerenjongen.

Billy de Boerenjongen, een boerenjongetje van 10 jaar oud. Woonde voor zijn dood op de boerderij, dezelfde boerderij als waar Robertus opgegroeid is, ver van de bewoonde wereld verwijderd. Afgemaakt is door zijn eigen vader. En Robertus kan héél goed begrijpen waarom, wát een klier. Neergeschoten met zijn vaders jachtgeweer. Hij gunde Robertus hetzelfde lot.

Robertus staat, helemaal alleen in de kamer, voor de open haard, opkijkend naar het opgezette hertenhoofd dat boven de schouw hangt. Eronder hangen zijn vaders twee jachtgeweren, die hij nog wel eens voor het kleiduifschieten gebruikt, gekruist. Die gedachte is nog nauwelijks zijn brein door of één van de geweren begint in de lucht te zweven. Verbluft en geschrokken kijkt hij ernaar.
"Bertje..." galmt het fluisterend door de kamer. Oh nee. Oh nee oh nee oh nee. Dit is niet goed. Dit is helemáál niet goed! Robertus gilt een hoog gilletje, maar hij hoort niemand naar hem toe rennen om de jongste telg van het gezin te komen rennen. Zo snel als zijn vierjarige beentjes hem kunnen dragen, rent hij blindelings naar de kamer waar hij denkt het veiligst te zijn; zijn zolderkamertje. Achter zich hoort hij een schot gelost worden, en ziekelijk gekakel. Hij rent, zo hard hij kan, hoort Billy honend lachend achter hem aan vliegend, nog een schot lossend, welke Robertus op een haartje mist, Robertus gaat bijna onderuit op de trap, duwt behendig zijn zolderluik open en gooit hem dicht. Hij hoort het geweer ertegenaan bonken, en Robertus drukt zich angstig tegen de muur. Maar hij dacht dat spoken lief waren! Hij moet ontsnappen, hij móet ontsnappen! Zijn blik glijdt naar het raampje, met de vensterbank. Natuurlijk, hij moet springen! Hij is zo váák uit de boomhut van zijn broers gesprongen! Hij klimt de vensterbank op en schuift het raam open. Het komt niet bij hem op dat zijn zolderkamertje een héél stuk hoger is dat het boomhutje van zijn broers, en hij springt zonder aarzelen. Er ontsnapt een geamuseerde "Whieee!" uit zijn mond als hij op toenemende snelheid naar beneden valt. Isadora, 14 op dat moment, kijkt om als ze hem hoort, en gilt.
"ROBERTUS!"
Ze slaat haar hand voor haar mond. Hij gaat te pletter vallen! Een paar centimeter boven de grond remt hij af in de lucht, en met een zachte plof landt hij op het gras. Robertus begint zenuwachtig te lachen. Ok, hij was oprecht bang toen Billy hem bijna vermoordde, maar die sprong was leuk! Hij wist wel dat hij kon vliegen!

Een jaar later; Robertus zit op zijn bed, zijn korte beentjes wiebelend over de rand, zijn eerste boek te lezen. Jasprina, zelf een heel erg slim en ijverig meisje, had hem enthousiast geprobeerd te leren lezen, en Robertus, met dezelfde leergierigheid, had dat in één zomer van haar geleerd.
"Piet zet de bloemen op tafel," leest hij hardop, met fonkelende oogjes. "De bloemen zijn rood. De poes heet Miep. Miep springt op de tafel. Miep stoot de bloemen van de tafel."
"Bertje..."
Robertus stopt abrupt, en kijkt op. Was dat Billy? Die had hij al heel lang niet meer gehoord of gezien. Nieuwsgierig legt hij het boek weg, en springt van zijn bed. De deur van zijn kast zwaait krakend open, en Robertus kijkt er nieuwsgierig in. Hij voelt een fikse duw in zijn rug, en hij belandt in één van zijn speelgoeddozen, doorboord door een stel treintjes en soldaatjes die in zijn rug en zij prikken. De kastdeur slaat dicht, en wordt in het slot gedraaid. Robertus gilt, en trapt wild met zijn armpjes en beentjes om eruit te komen. Aan de andere kant van de deur hoort hij Billy gierend van het lachen. Hij hoort geritsel, zacht getrappel, en gezoem. Gezoem? Er hangt een bij voor zijn neus. Een bij? Wat doet een bij in zijn kast? Voor hij het weet kruipen er uit alle kleine kiertjes insecten, levend en ondood. De levende insecten kruipen kriebelend over zijn huid, in zijn mouwtjes, broekspijpen, zijn kraag in; er kruipt een kakkerlak zijn mond in. Robertus gilt. De ondode insecten kruipen onder zijn huid. Robertus begint hysterisch te gillen. Er vallen allemaal dode insecten bovenop zijn hoofd, en Robertus begint nu écht hysterisch te huilen. Alles krioelt, hij wordt gek! Er loopt een spin over zijn gezicht, en hij jammert. Hij hoort zware voetstappen, die steeds luider wordt, en hij bonkt hysterisch op de deur.
"MAMA!" gilt hij. "MAMA, HELP!"
Zo gauw als de deur opengaat, verdwijnen de ondode insecten, en zijn slechts de levende en dode insecten over. Huilend springt Robertus in zijn moeders armen zo gauw als de deur opengaat, en moeder slaat paniekerig de insecten van hem af, hem sussend.

Zes jaar later
Robertus zit keurig achter de vleugel, Arabella en Jasprina muzikaal begeleidend bij hun zangles. Jasprina's stem zweeft zoet en prachtig als een breekbare zeepbel door de lucht, Arabella krijst er schalkend doorheen.
"Lacrimosa dies illa. Qua resurget ex favilla . Judicandus homo reus. Huic ergo parce, Deus: Pie Jesu Domine, Dona eis requiem. Amen."
Robertus sluit het pianostuk af, en halt even diep adem.
"Nogmaals!" klinkt moeders stem uit de kamer ernaast. Robertus strekt even zijn vingers, en begint weer te spelen. Hij kijkt verbaasd op als er een uil de kamer binnen komt vliegen, en neerstrijkt bovenop de vleugel. Hij steekt zijn poot uit, en overhandigt Robertus een brief, overhandigt met gifgroene letters. Nieuwsgierig pakt Robertus hem aan.

"IK BEN EEN TOVENAAR?!"

Robertus zit glimlachend in de Zweinstein Expres, zijn hoofd tegen het raam leunend, dromerig naar buiten starend. Hij zat in zijn zevende jaar, en het was Kerstvakantie. Hij is juist op weg naar huis. Sterker nog, naar de bruiloft van Jasprina! Hij glimlacht nog breder bij de gedachte. Hij was zó trots op haar. Maar de brieven die ze hem schreef voelden niet goed. Ze schreef over haar verloofde – William – alsof ze hem niet mocht. Maar dat kon toch niet?

De bruiloft was prachtig. Jasprina's jurk overtrof met vlag en wimpel die van haar twee zussen bij hun bruiloften. Iedereen was vrolijk, er was veel gezang. Alleen Jasprina leek ongelukkig. Waarom keek ze zo triest? Zo intens bedroefd?

's Avonds was er een groot feest, met een ruim gevulde dansvloer, maar Jasprina stond somber aan de kant. Als er mensen langskwamen glimlachte ze naar hen, de schijn ophoudend dat ze zich vermaakte, maar als Robertus haar benadert neemt ze de moeite niet.
"Wat is er?" vraagt hij bezorgd. Hij ziet hoe ze aarzelt, hoe ze er bijna "Niets, hoor," uitfloept met een neppe glimlach, maar dan blijft haar gezicht toch somber, bedroefd. Ze bijt op haar lip.
"Oh, Robertus..." zucht ze, een snik onderdrukkend. "Ik hóud helemaal niet van hem! Hij is een rotzak, gemeen, ruw! Ik wí­l niet met hem trouwen!"
Robertus kijkt haar niet-begrijpend aan.
"Maar-"
Ze glimlacht mistroostig.
"Oh, kleine Robertus, snap je het dan niet?" zegt ze met een waterig glimlachje. "Ik ben uitgehuwelijkt. Net als Isadora en Arabella."
Robertus staart haar met open mond aan. Wat- uitgehuwelijkt? Waarom is hem dat nooit verteld? Vonden ze dat niet nodig? Hij wil er net wat van zeggen, als William achter Jasprina gaat staan.
"Hey," begroet hij hen beide, trots glimlachend. Hij legt zijn hand op Jasprina's schouder, en fluistert blozend iets in haar oor. Jasprina zet een gemaakte glimlach op, fluistert iets terug, en knikt dan. William legt zijn arm rond Jasprina's middel, en begeleidt haar naar boven, richting de bruidssuite, zich van geen kwaad bewust. Robertus kijkt hen bezorgd na. Vlak voor ze de hoek omslaan, kijkt Jasprina om naar Robertus, en hij ziet een traan over haar wang rollen.

Robertus zit de volgende morgen met wallen onder zijn ogen aan de ontbijttafel. Het feest was behoorlijk laat geworden, ook na het vertrek van het bruidspaar, en zo weinig slaap kan Robertus niet aan. Versuft staart hij naar zijn gebakken ei. Zwijgend zit de familie Janszoon rond de tafel; één plaats is nog vrij.
"Waar zit Prien toch?" vraagt moeder, lichtelijk ongerust. "Robertus, ga jij haar eens zoeken!"
"Ja moeder," antwoordt Robertus, en hij staat op. Hij loopt richting de trap. Onderaan de trap staat William met 3 vrienden, trots vertellend over wat voor een geweldige vrouw Jasprina is, en hoe gelukkig hij wel niet is.
"Weet je toevallig waar ze is?" vraagt Robertus. "We wachten op haar bij het familieontbijt."
"Ze sliep nog toen ik wegging," antwoordt William. "Ik had wel willen wachten, maar ik wou haar niet wakker maken, en ik moest zelf ook op tijd bij mijn ontbijt zijn. Ik neem aan dat ze nog in de kamer is."
Robertus knikt, en loopt naar boven. Hij klopt op de deur van de suite.
"Jasprina?"
Hij klopt nogmaals.
"Prien?"
Stilte. Hij aarzelt even, maar doet dan de deur open. Hij verstijft. Daar ligt Jasprina, in een witte nachtjapon, op het bed. Haar handen zijn rood, en op haar polsen staan twee dieprode strepen. Geschokt, verdrietig en wanhopig laat Robertus zich op zijn knieí«n vallen.

Haar begrafenis was prachtig. Ze lag in een open kist. Ze was dood nog net zo mooi als levend; de balsem zorgde ervoor dat ze eruit zag als een prachtig, teder, porseleinen popje. Haar polsen waren verbonden met wit satijnen linten. Haar witte bruidsjapon deed haar eruit zien als een engel. Haar haar was met veel zorg door Isadora en Arabella gedaan, de bloemen door de broers en moeder. Robertus verzorgde de muziek. Hij kon zich niet goed concentreren en schoot af en toe de mist in, maar niemand nam hem dat kwalijk. Jasprina zou bemoedigend gelachen hebben, hem een aai over zijn bol gegeven hebben en vrolijk doorgezongen.

De pijn van het verlies van Jasprina was te groot, voor heel de familie Janszoon. Ze had zich zo groot en sterk gehouden, niemand had ook maar vermoed dat ze ongelukkig was. Vader was aan de drank gegaan. Robertus zit een maand later somber in één van de fauteuils van de Ravenklauwleerlingenkamer. De brief ligt slapjes in zijn gevoelloze handen. Hij had de brief al een stuk of 5 keer vol ongeloof gelezen. Hij kende hem misschien wel al uit zijn hoofd. Naast hem zweeft de Grijze Dame, die zwijgend meeleest. Het is stil, hij is samen met haar de enige in de leerlingenkamer. Hij staart glazig naar het beeld van Rowena Ravenklauw.
"Gecondoleerd," wordt er zachtjes gefluisterd, voor Helena wegzweeft.

Alcoholvergiftiging. Hubertus Janszoon was overleden aan alcoholvergiftiging. Hij zou regelen dat hij naar huis mocht gaan, professor Perkamentus zou dat toch wel begrijpen? Natuurlijk wel. Maar hij moest eerst zijn eerste P.U.I.S.T.en uitzitten. Hij heeft bijles aangevraagd, gewoon voor de zekerheid. Het kostte hem een paar dagen om professor Sneep te overtuigen, maar zelfs dat is gelukt. Een week later. Nu kan hij naar huis. Met een brok in zijn keel zit hij op de trein naar huis. Het grind knispert onder zijn voeten als hij naar de voordeur loopt. Hij zit op slot. Robertus zucht, zet zijn hutkoffers op de grond, en loopt het huis om, om de achterdeur te proberen. Moeder lag in het zwembad.

Zijn ouders waren schatrijk. Hij wist het, maar hij had het nooit echt beseft. Tot hij de cheque in zijn handen kreeg. Æ’300.000,- . Hij erfde 300.000 gulden. En dat was nog maar een zevende deel. Zijn ouders bezaten 2,1 miljoen. Æ’2.100.000,- ! De bezittingen werden verdeeld over alle broers en zussen, maar veel had hij niet echt gekregen. Een oude schommelstoel, stuk gewiegd door zijn moeder, en zijn oude kinderwagen. Hij had graag de klok van de schoorsteenmantel willen hebben, maar daar was Kwalbrecht al mee vandoor gegaan. Hij wist niet wat hij met al dat geld aanmoest. Hij ruilde een flink deel in voor Galjoenen; er zijn genoeg verzamelaars die een moord doen voor Dreuzelgeld. Dat leverde hem bijna nog meer geld op. Hij stopte alles weg in zijn kluis in Goudgrijp, en begon eerst aan zijn studie aan de ISA.

Aelbrecht Jan-Jacob werd niet al te lange tijd later door zijn vrouw vergiftigd, welke er vervolgens met het geld vandoor is gegaan. Ze werd een maand later op de Bahamas teruggevonden en zit nu voor levenslang in de bak.

Robertus ligt met een blije glimlach languit op het grasveld op de binnenplaats. Ze zaten met maar 6 man in zijn jaar op het SI. Hij, 5 andere jongemannen en Rosemary. Wauw. Hij had nog nooit zo'n mooie vrouw gezien. Ze was betoverend, net een soort engel, en ze was nog ontzettend lief ook. Maar ze zou toch nooit iets in hem zien, waarom hij...

Hij deelde zijn kamer met Matthew, een hyperactieve maar aardige jongen. Hij had de tijd van zijn leven op het SI. De andere spookjagers in spe waren net zo knettergek als hij, en het deed hem goed verenigd te zijn soortgenoten. In plaats van uitgaan, zochten zij begrafenissen op, mengde zich met het rouwende volk, en dan was het de uitdaging zo lang mogelijk niet gepakt te worden. Als niemand gepakt werd, vierden ze die avond na sluitingstijd in het mortuarium een feestje, en als ze geluk hadden werd die bijgewoond door een stel geesten.

"Waar kende je Melissa van?" vraagt de lange man met de vogelneus, met zijn trage, diepe stem. Robertus trekt een verdrietig gezicht.
"Ze was bevriend met mijn broer," liegt hij zo goed geacteerd, dat Rosemary eventjes waterig glimlacht. "Ze kwam wel eens bij ons thuis."
De man met de vogelneus knikt droevig.
"Is je broer hier ook?" vraagt hij. Robertus knikt, en wijst naar Samuel, die even verderop met een dikke vrouw met een knotje staat te praten. De man kijkt even zwijgend naar Samuel, geen gelijkenis in beiden zien, maar schudt dan weer droevig zijn hoofd.
"Wil je haar misschien een afscheidskus geven?"
"P-pardon?"

"Dat was NIET grappig! Dat was GOOR!"
Timothy moet zich aan Samuels schouder vastklampen om niet op de grond te vallen. Matthew grijpt krampachtig naar zijn buik. Rosemary probeert haar gelach te verbergen, maar faalt. Bram rolt letterlijk over de grond van het lachen. Michiel houdt met veel moeite zijn kaken op elkaar geklemd en geeft Robertus een bemoedigend klapje op zijn rug. Zijn gezicht is rood van de ingehouden lach.
"Dude, dat was zó grappig," lacht Timothy. Robertus draait de kraan dicht en veegt nog eens vol walging zijn mond af. Báh!

Robertus staart naar zijn trillende handen. Hij gaat het haar zeggen, hij gaat het haar gewoon zeggen! Maar wat als ze nee zegt? Niet aan denken, hij gaat het gewoon zeggen. Hij staat op, en loopt vastberaden naar haar kamer. Beneden in de woonkamer zitten de jongens te kaarten, dat weet hij; Rosemary zit alleen op haar kamer. Hij klopt aan.
"Binnen," roept ze met haar zachte stem. Aarzelend, wegrennen in overweging nemend, doet Robertus de deur open. Rosemary glimlacht.
"Hoi Robertus," zegt ze vrolijk. "Is er iets?"
Robertus opent zijn mond een paar maal, maar er komt alleen wat primitieve geluidjes uit, alsof hij een aap is. Rosemary giechelt even, en gebaart dat hij naast haar op het bed moet komen zitten. Robertus onderdrukt de neiging om weg te rennen, het land uit te vluchten, zijn naam te veranderen en vraagt zich af hoe duur plastische chirurgie is, maar voor hij het weet zit hij al naast haar.
"Wat wou je zeggen?" vraagt ze vriendelijk. Robertus doet zijn best om niet weer te hakkelen, maar slaagt daar maar half in.
"Ik- Jij- Euhm- Ik vi- Hm-..." stottert hij. Hij probeert uit zijn woorden te komen, maar het lukt hem niet. Rosemary blijft bemoedigend glimlachen.
"W-wil je missssschien-? Ik bedoel-"
Rosemary klemt zijn hoofd tussen haar handen, blijft glimlachen, en knikt dan. That's it? Ze- ze snapt het? Ze buigt zich voorover en sluit haar ogen.

Een jaar later
Robertus zit zwijgend op één van de sofa's. De jongens zijn aan het kaarten, wat een soort vast ritueel is geworden op zondagavond. Alleen Timothy mist. Hij verveelt zich.
"Ik ga even kijken waar Rose is," verkondigt hij. Samuel knikt, en mist daardoor net zijn kans als Matthew met een luide "JAAA!" met zijn vuist op de tafel ramt. Robertus loopt naar boven, en duwt zonder kloppen of nadenken de deur naar Rosemary's kamer open.
"Rose-"

Het was een weddenschap geweest, het was allemaal één grote weddenschap geweest. Hij wist het eigenlijk wel, had het wel een soort van aan zien komen. Niemand begint iets vrijwillig met hem. Vier galjoenen. Zou ze het voor een sikkel minder niet gedaan hebben?

Robertus zit zwijgend in zijn grote, bruine, leren fauteuil. Het enige geluid dat klinkt, is het tikken van zijn staartklok, het ritmische geritsel van de stoffer die over de schoorsteenmantel scheert, en Emma's zachte geneurie. Hij volgt zwijgend even haar handelingen, als ze zich omdraait en naar hem keert.
"Meneer Janszoon?"
"Hmm?"
"Welke voorkeur geeft u voor de lunch van vandaag?"
Robertus glimlacht even.
"Verras me."
Emma knikt, maakt een kort kniebuiginkje en loopt naar de keuken. Een paar minuten later dringt de heerlijke geur van een goedverzorgde groentesoep zijn neus binnen. Robertus draait zich om, en pakt de Ochtendprofeet die op zijn bureau ligt.
"Meneer Janszoon, de soep is klaar," klinkt het na een paar minuten uit de keuken. Robertus vouwt de Ochtendprofeet op, en loopt naar de keuken. Hij gaat zitten, en krijgt een kom soep voorgeschoteld van Emma.
"Vindt u het erg als ik mee-eet, meneer?"
"Natuurlijk niet."
Opgewekt gaat Emma tegenover hem zitten aan de keukentafel, terwijl beiden zwijgend de lepel pakken en beginnen te eten.
"Emma?" zegt Robertus na een tijdje.
"Ja, meneer Janszoon?"
"Je zal het huis 2 weken voor jezelf alleen hebben."
"Oh?"
Emma kijkt nieuwsgierig op. Robertus schuift haar de Ochtendprofeet toe en wijst het artikel aan.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 21:58 

Het verhaal van Amy Elliot
-Ding dong-
James loopt al richting de deur voor Amy noch haar vader op hebben kunnen kijken. Het is die rare man weer. Die enge man, die nu al bijna een maand bijna elke dag bij mama komt kijken. Hij heeft een lange zwarte jas aan, en doet Amy huiveren. Wat moet hij hier toch steeds? Ze onderbreekt de dressuurwedstrijd van haar plastic paardjes om even op te kijken als de man langsloopt. Hij kijkt eventjes naar haar om, glimlacht vriendelijk, tilt zijn hoed een stukje op, knikt, en loopt dan weer gauw door naar de slaapkamer. Amy huivert.

"Meneer Elliot, mejuffrouw Amy?"
Beiden kijken op. Die lange, enge man staat er weer, nu in de deuropening van de woonkamer naar de gang, zijn hoofd lichtjes gebogen en zijn handen voor zich gevouwen. Haar vader snakt naar adem, meteen voor het ergste vrezend, en schiet omhoog.
"Mevrouw heeft uw aanwezigheid gevraagd," zegt de man met kalme stem. Waarom kwam James hen dan niet gewoon halen? Ietwat opgelucht loopt pappie al naar de deur toe, en kijkt even naar zijn kleine prinsesje om.
"Blijf jij maar even hier, lieverd," zegt hij met een lief glimlachje, die al zijn wanhoop maskeert.
"Ik denk dat het mevrouw goed zal doen als Amy er ook bij is," brengt de man ertegenin. Pappie kijkt hem verwijtend aan.
"Ik wil niet dat Amy blootgesteld wordt aan dingen als dit," sist hij, net niet zacht genoeg. Amy kijkt nieuwsgierig en angstig van pappie naar de man.
"Ik wil naar mama!" jammert ze. Ze staat op, rent naar haar pappie en gaat aan zijn been hangen, schuw naar de enge man kijkend.
"Strakjes, lieverd," zegt hij zacht. Hij geeft haar een aai over haar bol en werkt zich dan los, om zich naar zijn doodzieke vrouw te begeven.

"Jaaames!" zeurt Amy. James zucht, en blijft in zijn strakke houding bij de deur staan.
"James, kom nou met mí­j spelen!" blaft ze verontwaardigd.
"Mejuffrouw Amy, ik kan echt nie-" brengt hij er nog tegenin, maar Amy is al opgesprongen, wijdbeens voor hem gaan staan, opstandig haar handen in haar heupjes en heeft een uiterst kille blik opgezet.
"Dán zeg ik het tegen pappie."
James slikt, kijkt even vlug om zich heen, en laat zich dan op zijn knieí«n vallen. Hij pakt met enige tegenzin het prinsje, terwijl Amy zich met een tevreden gezichtje weer op de grond laat vallen en het kleine prinsesje pakt. De deur zwaait open. James springt vliegensvlug op en gaat weer in zijn strakke, onderdanige houding staan. Het is de enge man. Hij kijkt neer op Amy, die angstig terugkijkt.
"Mejuffrouw Amy, komt u maar even mee," zegt hij zacht en treurig. Amy piept zachtjes, niet met die enge man meewillend, en kijkt smekend op naar James. Deze buigt echter even naar de enge man, en loopt dan weg. De man steekt met een vriendelijke glimlach zijn hand uit, en dwingt Amy met zijn blik hem aan te nemen. Amy slikt, maar pakt hem dan toch aan en loopt met de man mee naar de slaapkamer. Daar ligt mama in haar bed, te slapen, en pappie zit ernaast. Maar hij... huilt? De man laat haar hand los, knikt nog even naar haar vader, maar die ziet het niet, verlaat dan de kamer en sluit de deur achter zich, de Elliots alleen latend. Amy trippelt naar haar vader toe.
"Pappie? Waarom huil je?" vraagt ze hem, verward. Haar vader kijkt op, pakt trillend haar kleine handjes die bij hem in één hand passen, en aait met de andere even over haar bolletje, mistroostig glimlachend.
"Weet je nog dat ik zei dat mama een beetje ziek was?" zegt hij met een schorre stem van het huilen. Amy knikt traagjes, hem nog steeds niet-begrijpend aankijkend.
"Maar ze wordt toch wel gewoon weer beter?" zegt ze. Pappie schudt zijn hoofd langzaam.
"Ze wordt niet meer beter, lieverd," fluistert hij. Wa-wat? Hoezo "˜niet meer beter'? Ze kijkt nu nog verwarder van pappie naar mammie. Maar-... ze ziet er helemaal niet ziek uit!
"Ze slaapt!" zegt ze, fronsend, en ze kijkt vragend naar pappie. Deze barst in huilen uit, en verbergt zijn gezicht in zijn handen. Amy schudt chaotisch haar hoofd, nu nog verwarder. Heeft ze iets verkeerds gedaan? Waarom moet pappie nou weer huilen? Ze slaapt toch alleen maar?
"Mama, word wakker," jammert ze, terwijl haar onderlip begint te trillen. Waarom doet pappie zo? Hij maakt haar bang! Ze begint hevig aan haar moeders arm te schudden.
"Mama, word wakker!" huilt ze. Haar vaders armen glijden om haar middel, ze wordt naar achteren op zijn schoot getrokken en stevig door pappie geknuffeld. Ze verbergt haar gezicht in zijn borst en huilt.

"Pappie?"
"Ja, lieverd?"
"Ik wil een paard!"
Haar vader, 5 jaar later, kijkt op van zijn krant.
"Een paard?"
"Ja, een paard ja!"
Amy kijkt hem dwingend aan. Ze moet en zál een paard krijgen, í­édereen in de buurt heeft een eigen paard! Haar vader kijkt haar aarzelend aan.
"Een paard? Lieverd, weet je wel zeker dat je zoiets écht wil?" vraagt hij onzeker.
"Ja, heel zeker!"
Ze trekt grote puppy-oogjes.
"Alsjebliiieeeft?"
Er verschijnt een flauw glimlachje op zijn gezicht.
"Natuurlijk, lieverd."

Hij had zich sinds de dood van zijn vrouw schuldig gevoeld. Hij had het gevoel dat haar dood zijn schuld was, en dat hij Amy te veel verwaarloosd had. Maar nu zou hij goed voor haar zorgen. Hij zou er altijd voor haar zijn. Het kindermeisje was ontslagen, en hij zou alle zorg op zich nemen. Hij was magische en succesvolle aandelenhouder, waardoor hij niet vast zat aan werktijden, en altijd tijd door kon brengen met zijn kleine prinsesje. Hij gaf haar altijd wat ze wou, alles om haar gelukkig te maken. Het was zwaar, ze werd met de jaren veeleisender, maar niets maakte hem gelukkiger dan haar glimlach te zien als ze weer blij was, als ze iets nieuws krijgt. Maar... was het niet te veel? Nee, natuurlijk niet, Amy was toch gelukkig?

Amy kijkt nieuwsgierig opzij naar haar afdelingsgenoten, in de leerlingenkamer van Zwadderich. Eén van hen is aan het pochen met zijn nieuwe ketel. Ugh, wat een loser. Heel subtiel trekt ze haar eigen ketel uit haar koffer, zet die in het volle zicht van de anderen, glimlacht mierzoet en begint haar spullen uit te pakken. Sukkels. She rules, and she knows it.

Amy tuurt ingespannen naar de plattegrond in haar handen. Wáár was dat lokaal? God, waar is Brenda als je haar nodig hebt? Ze zucht geí¯rriteerd, en kijkt rond. Ze ziet maar één deur- wacht! Daarnaast hangt een bordje met "˜lokaal 131'. Hey, maar dat hing er net nog niet... of is zij nou gek? Hoe dan ook, het is het lokaal dat ze nodig heeft. Opgelucht dat ze het heeft gevonden, loopt ze erheen, doet de deur open, en krijgt een harde duw in haar rug. Ze gilt, en valt voorover in een met spinnen bezaaide bezemkast. Ze ziet een ouder tweetal, ook uit Zwadderich, uit het zesde jaar, de een witblond, de ander bruinharig, beide gierend van het lachen. De blonde grijnst gemeen naar haar, doet de deur dicht, en Amy hoort hem in het slot vallen. Ze gilt, heel hard en héél hoog, met haar vuistjes tegen de deur rammend. IEUW IEUW IEUW, ZOVEEL SPINNEN!

Stom, stom, STOOOOM! Stomme, stómme kinderachtige Robin en, euh, hoe heette hij ook alweer? Oh ja, Finn, ofzo. Stom joch. Kí­nderachtig gewoon. Nog boos van de vorige keer, stapt ze de Grote Zaal binnen, omringd door haar "˜vrienden'kring, druk roddelend en ratelend als een stel kippen. Hij haatte ze nu al, stomme dellen, die haar alleen maar lastigvielen met onzinnigheden die Amy helemaal niks konden schelen. Ze waren zo onbelangrijk, ze was zó veel beter dan hen. Ze kijkt geí¯rriteerd op als Mary-Anne haar schelle stem weer verheft om op het gesprek in te haken.
"Oh, houd je kóp!" snauwt ze, en ze laat zich op de bank ploffen aan de tafel. Het groepje is onmiddellijk stil, en gaat onderdanig naast haar zitten. Mooi. Zo hoort het. Eindelijk rust. Stelletje kippen. Ze heeft haar hand nog nauwelijks uitgestoken om een appel te pakken als ze ruw bij haar staarten gegrepen wordt. Ze gilt, en haar vriendinnen springen met een soortgelijk gilletje opzij en achteruit. Haar hoofd wordt ruw tegen de tafel gedrukt, en ze hoort het onmiskenbare gebrul van Robin en Finn.
"Robin, Robin, de schaar!"
Amy gilt het uit. SCHAAR?? WAT- WAT GAAN ZE MET HAAR DOEN?? -Snip-
"LAAT ME LOS!" gilt ze.
"Okiedokie!"
Met een grijns laat Finn haar los, en houdt haar een spiegel voor.
"Zie je er niet mooi uit?"

"COOLSAET! MEESTER! MIJN KAMER! NUUUU!"

Amy gluurt voorzichtig om het hoekje. Ze ziet de twee daar al staan, gniffelend. Ze zou ze eens terugpakken. Haar vinger glijdt even over het kistje, het begint te schudden, alsof hij haar aanraking voelde. Ze haalt de sloten eraf, gaat erachter staan, en doet de deksel met veel liefde open. ZOEF, daar vlogen de Beukers.

"Zomerkamp?"
Amy kijkt haar vader op haar 15e ongelovig aan. Haar vader knikt.
"Dat is goed voor je," zegt hij.
"Maar- dan moet ik kampéren??" vraagt ze walgend.
"Ja, dan zal je moeten kamperen."
"PAPPIE!"
"Amy, alsjeblieft, luister nou voor één keer naar me..."

Amy staat bloedje chagrijnig, met haar armen over elkaar geslagen, voor het hek van het kamp. Stom stom stóm kamp! Nu al! In de verte ziet ze een lantaarn in de lucht bengelen, steeds dichterbij komend, en als hij dichtbij genoeg is kan ze een- oh my, een héle knappe jongen onderscheiden. Hij glimlacht naar haar, en doet het hek open.
"Hoi," begroet hij haar. "Jij bent...?"
"A-Amy," stamelt ze blozend. Hij steekt zijn hand uit.
"Jonathan."

Johnathan was 18, en perfect. Hij was knap, aardig, grappig, had leuke vrienden, en kende iedereen. Hij organiseerde elke avond een feestje, zonder dat de leiding daar achter kwam, en Amy had de tijd van haar leven op het kamp. Twee dagen nadat Amy aangekomen was kregen ze "˜verkering'.

Het is al ongeveer 1 uur 's nachts, Amy is doodop. Hierna nog maar één dag, en dan zouden ze het kamp verlaten. Tegen eigen verwachting in is ze teleurgesteld. Maar ze zal in ieder geval in contact blijven met Jonathan. Ze ligt in haar tentje, en ze ziet door het tentdoek heen nog de lichten van het feest. De afgelopen nachten was ze niet eerder weggegaan, maar ze kon gewoon niet meer, ze is echt gesloopt. Ze luistert zwijgend en met een gelukzalig glimlachje naar het geluid van de krekels die ze op den duur wel op prijs is gaan stellen, vermengd met het verre geluid van het feest dat steeds rustiger begint te worden. De tent wordt opengetrokken; Jonathan stapt glimlachend naar binnen.
"Hey, schat."
Hij heeft een fles champagne in zijn hand, gejat uit het dorp naast het kamp. Hij gaat naast haar liggen, trekt de fles open, en schenkt voor hen beide wat in, in plastic bekertjes.
"Mijn kleine prinses kon het feest toch niet missen?" zegt hij glimlachend, en hij geeft Amy een kus. Ze giechelt, en kust hem blij terug. Aww, wat is hij toch lief! Ze drinken wat, en naarmate de fles leger wordt, begint Jonathan woordjes in haar oor te fluisteren waar Amy steeds heviger van moet blozen. Zijn gekus wordt ook steeds heviger, en Amy voelt haar hartje ergens in haar keel kloppen. Hij krabbelt bovenop haar, en Amy snakt naar adem als ze zijn hand op haar borst voelt. Even voelt het alsof de tijd bevroren is; hij kijkt haar lang, diep in de ogen aan, zij kijkt hem ook lang, haast aarzelend aan. Zenuwachtig en nerveus laat ze het toe.

Pappie vertrouwde Jonathan niet. Hij vond hem van slechte invloed, was bang dat hij zijn pure Amy zou bederven.
"JE HAAT ME!"
Huilend slaat ze de deur achter zich dicht.
"Maar Amy-"
"GA WEG!"
Hij hoort haar huilend op haar bed, en zijn hartje breekt. Maar... hij heeft alleen maar het beste met haar voor! Hij wil alleen maar dat ze gelukkig is, en een gevoel in hem zegt dat ze niet gelukkig is of zal worden met Jonathan.
"Amy, het spijt me-"
"GA WEEEG!"
"Ik had niet zo tegen je moeten uitvallen."
Het huilen stopt.
"Als jij echt gelukkig bent met Jonathan, dan accepteer ik dat."
Nog steeds stilte.
"Jij weet natuurlijk beter dan ik of je gelukkig bent of niet."
De deur gaat open, en Amy vliegt hem snikkend om de hals. Opgelucht knuffelt hij zijn kleine meisje.
"Ik houd van je, papa," fluistert ze.
"Ik ook van jou."

De drank vloeit veel te rijkelijk. Amy, vermoedelijk de nog enige nuchtere, is de enige die het ziet, en zich eraan irriteert. Normaal gesproken zijn Jonathans vrienden hartstikke leuk om mee om te gaan, maar dronken zijn ze ronduit onbeschoft. Ze zucht geí¯rriteerd, ze wil hier wég. Ze staat op.
"Ik ga alvast naar boven," zegt ze met een klein glimlachje tegen Jonathan. Zijn adem stinkt naar drank en hij grijpt naar haar kont, met een ondeugend lachje. Geí¯rriteerd loopt Amy naar boven.

Ze staart afwezig naar het plafond. Beneden klinkt het zeehondengelach van Jonathan en zijn vriendin nog luid door het dunne plafond. Ze hoort voetstappen op de trap, en even later gaat de deur open. Ze kijkt niet op, ervanuitgaande dat het Jonathan is. Ze draait zich op haar zij, met haar rug naar zijn plek toe, want ze is nog steeds geí¯rriteerd met hun lompe, dronken gedrag. Het bed zakt een stukje in als hij achter haar komt liggen. Ze voelt zijn armen meteen om haar middel schieten.
"Jonathan, niet doe-"
Ze draait zich om, en gilt. Het is Jonathan niet. Het is Matthew. Hij smoort haar gegil door zijn hand over haar mond te leggen. Hij gaat half bovenop haar liggen, terwijl Amy tegenstribbelt, maar hij is te sterk voor haar. Hij trekt zijn staf, en legt haar magisch het zwijgen op. Zijn handen zijn overal, en Amy snikt het geluidloos uit. Ze probeert hem van zich af te duwen, maar hij is gewoon te sterk, en kan haar haast op zijn gemak, met beneden de uitgeschakelde, dronken jongens, verkrachten.

Amy begraaft haar gezicht snikkend in Jonathans borst.
"Ik voel me zó vies," jammert ze. Jonathan knuffelt haar, en sust haar.
"Stil maar... het is goed... je bent niet vies... het is niet jouw schuld... Ssht, Amy, je bent géén slet, lúister nou eens naar me! Je kon er niets aan doen... Ssht, stil maar... stil maar lieverd..."

Hij deed aan straatraces. Hij jatte Dreuzelauto's, en voerde ze dan met magie op. In het begin had Amy het wel eng gevonden, was bang voor zijn leven, maar naarmate ze bij meer races aanwezig was, des te meer ze er een kick van kreeg, en dat was alleen nog maar het kijken. Mooi dat ze geen stap zette in één van die racemonsters, daar is Amy nog net iets te bang voor. Maar ze is wel aanwezig bij elke wedstrijd, en voor vele geeft ze – volgens het ritueel – het startsein. Hotpants, barnyardblousje en een roze sjaaltje als het startsein. Altijd is het goed gegaan. Tot die ene fatale avond.

Met 250 km/h op een lantaarnpaal ingereden. Hij was opslag dood. Drie Dreuzels kwamen om, één tovenaar ligt in kritieke toestand in het St. Holisto's. Amy staat snikkend tegen haar vader aan. Haar Jonathan, haar lieve, lieve Jonathan... dood... Het voelt alsof haar leven uit elkaar valt, als een glas in duizend stukjes breekt, alsof het cruciale Jenga-stukje uit de toren getrokken wordt. Haar vader omhelst haar, probeert haar te troosten, maar ze is ontroostbaar. Om haar heen staan allemaal Dreuzelagenten, en vermomde Schouwers. Er klinken sirenes, dichtbij, ver weg, overal. Er hangt een lint om het tafereel. Ze zag hoe zijn lijk, onder het witte doek, de ambulance in werd gedragen. Zo veel mensen proberen met haar te praten, agenten, verplegers, journalisten, maar Amy blijft ineengedoken tegen haar vader aanstaan, huilend, terwijl James hen boos wegstuurt.

De begrafenis was waardeloos. Zijn ouders waren straatarm, maar weigerden het geld van Amy aan te nemen. Waar het op neer kwam, was dat Jonathan in een lelijk houten kistje gekeild werd op het kerkhof met de goedkoopste grafhuur in de stad. Er was bijna niemand; een handjevol vrienden, maar afgezien van zijn ouders geen familieleden. Amy droeg een lang, prachtig gedicht aan hem op, eentje waar ze zelf ontzettend trots op was, voor ze afscheid van hem nam, voor zijn kist onder de grond ging, voordat de eerste schep aarde er door haar opgegooid werd, voordat het graf dichtgegooid werd, voordat de vergeetmenietjes er fleurig op bloeiden. Vaarwel, lieve Jonathan.

Amy staart versuft naar haar Transfiguratie boek. Nog maar één weekje, dan was ze klaar! Dan was ze voorgoed klaar met Zweinstein! Nog één keer goed leren, dan kon ze haar P.U.I.S.T.en halen! Nog één keer, maar het leek nog zo ver. Ze kan zich niet concentreren. Ze zucht opgelucht als ze onderbroken wordt door een uil die de Ochtendprofeet bovenop haar boek gooit. Ze ontvouwt hem, en speurt de voorpagina af. Nope, niets belangrijks. Maar- nu moet ze weer verplicht aan haar Transfiguratie... Opzoek naar een excuus om niet te leren, vouwt ze de Profeet weer open, en begint een paar artikelen te lezen.
"Wat zit jij te glunderen?" vraagt Lucy, een vriendin, haar. Amy glimlacht, en stopt haar de Profeet toe.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 22:06 

Yaay =D We love plotloos drama =D

Robertus/Faith: Kasplanten
Robertus kijkt zwijgend toe vanaf de stoel hoe Faith haar Helersgewaad aantrekt.
"Ik heb maar een korte dienst," zegt ze tegen haar spiegelbeeld, terwijl ze de knoopjes dicht doet. "Dus ik ben eind van de middag alweer terug."
Ze draait zich glimlachend om.
"Dan kunnen we samen nog iets doen," zegt ze, terwijl ze over hem heen buigt en een kusje op zijn mond drukt. Robertus slaat zijn armen om haar heen en wil haar dichterbij trekken als de telefoon gaat. Faith gaat rechtstaan en gaat weer voor de spiegel staan terwijl Robertus de telefoon opneemt.
"Robertus Janszoon? Jazeker. Ja. Kunt u de verschijnselen beschrijven? Ja. Hmmm. Jazeker. Ik begrijp het. Eén momentje, ik pak even een veer. Uw adres? Ja... Ja. Genoteerd. Uiteraard, zo snel mogelijk. Goeiedag."
Robertus legt de hoorn op de haak. Terwijl Faith haar kraagje goed doet, kijkt ze hem vragend met haar hoofd schuin aan.
"Spoedgeval," zegt Robertus, opstaand. "Ik moet gaan."
Hij vouwt het briefje met het adres op, stopt het in zijn zak, drukt een kus op haar voorhoofd en loopt de kamer uit.
"Ik ben vanmiddag gewoon weer thuis!" roept hij nog vanuit de andere kamer.

Faith doet haar tenue goed, hijst haar tas over haar schouder, en loopt de deur uit. Hij hoefde niet op slot, want Emma was nog thuis. Het handige aan wonen in een tovenaarswijk was dat er allerlei faciliteiten en vervoersmiddelen waren, wat Verdwijnselen niet meer noodzakelijk maakte; Faith was niet dol op het misselijke gevoel dat je er van kreeg. Ze stapt in het theehuisje van het park, klopt driemaal op de balustrade en wordt rechtstreeks voor de deur van het ziekenhuis geteleporteerd.

Robertus staat voor het huis te praten met de klanten. Hij kijkt even bezorgd naar het huis. Hmmm. Dit was een zeer ernstig geval. Een zeer gevaarlijke geest die zo snel mogelijk verwijderd diende te worden. Maar makkelijk was hij zeker niet te verjagen. Hmm, hij joeg zijn klanten liever geen angst aan, maar...
"Jullie hebben net op tijd gebeld," zegt hij. "Er hadden doden kunnen vallen."
Hij rommelt in zijn zak en haalt er een zegelring uit.
"Houd dit goed bij je," zegt hij, en hij geeft het aan de heer des huizes. "Ik hoop dat het niet nodig is, maar... als hij gloeit, moet je onmiddellijk het St. Hollisto oproepen."

"Moet je lang?" vraagt Elise, een collega van Faith.
"Nee," zegt Faith glimlachend. "Ik ben om 4 uur alweer klaar."
"Ooh, beter! Ik moet wel langer door, ik moet tot-"
Faiths pieper gaat af.
"OK 12B. Spoed."
"Oh, ik moet gaan," zegt Faith haastig tegen Elise, en ze Verdwijnselt. Eenmaal daar wordt net het slachtoffer van de brancard op een bed gelegd, en haastig naar de operatiekamer gereden. Faith holt erachteraan.
"Wat zijn de details?" vraagt ze haar Hoofdheler.
"Zware duistere vervloekingen, welke weten we nog niet. Kritieke toestand. Spookjager. Klanten riepen de Alarmspreuk op."
Faith snakt naar adem en blijft staan als ze hem herkent en beseft wie het is.
"Robertus!" roept ze geschrokken. De Hoofdheler kijkt haar vragend aan.
"U kent hem, zuster Williams?"
Faith kijkt verslagen naar haar baas.
"Hij is mijn verloofde," fluistert ze ontzet. De Hoofdheler kijkt even medelijdend, en wendt zich dan naar een verpleegster.
"Haal zuster Wenneker," zegt ze. "Het spijt me, Williams. Maar we kunnen je niet toestaan hem te behandelen."
"Maar-"
"Het is voor jullie eigen bestwil."
Ze legt even troostend haar hand op Faiths arm, die haar nog ietwat opstandig aankijkt.
"Geloof me," drukt de Hoofdheler haar op het hart. "Ik heb al het vertrouwen in je... maar ook de besten kunnen fouten maken als ze geí«motioneerd zijn."
Faith kijkt mistroostig naar beneden.
"Ik begrijp het," zegt ze zachtjes. De Hoofdheler geeft haar een klopje op haar schouder.
"Neem maar even vrij."

Zwijgend zit Faith thuis aan tafel, met Emma. Er hangt een droevige stilte.
"Ooh, ik wist dat er ooit iets zou gebeuren," verzucht Emma dan zachtjes. "Dat spookjagen... het is zo gevaarlijk..."
Ze tikt een beetje nerveus met haar nagels op tafel.
"Hij kwam natuurlijk wel vaker thuis met verwondingen..." zegt ze. "Van blauwe plekken tot gebroken armen. Niets heel ernstig. Maar ik wist gewoon dat het ooit eens zou moeten gebeuren."
Faith kijkt even met een mistroostige glimlach op.
"Jij kent hem natuurlijk door en door," zegt ze zachtjes. Emma zwijgt even.
"Je denkt er natuurlijk niet echt bij na," zegt ze. "Ik bedoel, ik ben maar een huishoudster. Maar god, ik was al bijna 10 jaar zijn ondergoed!"
Er gaat een flauw lachje vanaf bij Faith. Jeetje. Nee, bij dat soort dingen denk je inderdaad niet na. Maar zijn, en binnenkort ook haar, huishoudster weet meer van Robertus dan zijzelf, zijn verloofde. Wat een vreemde gedachte.
"Het moet vast vreemd zijn," zegt Faith dan ineens. "Om ineens nog iemand in huis te hebben."
Ze kijkt Emma even aan.
"Of had Robertus wel vriendinnen hiervoor?"
Emma schudt haar hoofd.
"Nooit," zegt ze. "Hij heeft het er ook nooit over gehad. Ik heb één keer een foto van hem en een mooi meisje gevonden uit zijn studententijd, getekend door ene Rosemary. Maargoed, het kan evengoed een gewone vriendin zijn, en niet zijn vriendin."
Ze zwijgen weer even. Ja, die kent Faith wel. Niet persoonlijk natuurlijk,maar hij had erover verteld.
"Hij praat er volgens mij niet erg graag over," zegt ze. Het valt weer stil.
"Maar het is goed voor hem," zegt Emma dan ineens. "Het is niet alsof hij zielig was, ofzo... Hij redde het wel zonder vriendin. Maar ik denk dat hij altijd wel iets gemist heeft. Hij is nu veel gelukkiger. Ik ben blij voor hem. Voor jullie."
Faith glimlacht even gevleid.
"Dat hij maar gauw weer thuis moge komen."

De volgende dag moet Faith ondanks alles gewoon weer werken. Het jeukt om elke keer even bij Robertus te gaan kijken, maar ze heeft dienst, en kan dus niet zomaar haar vleugel verlaten. Tijdens de pauzes is ze echter de hele tijd aan Robertus' bed te vinden.

"Hey, Faith, moet je niet naar huis?"
Faith kijkt even achterom naar Elise in de deuropening.
"Het is zo stil in huis zonder hem," zegt ze met een mistroostige glimlach. Ze draait zich weer naar de slapende Robertus en wrijft even met haar duim over de rug van zijn hand.
"Niet te laat naar huis gaan, hí¨?" zegt Elise. "Te weinig slaap is niet goed voor je."
"Weet ik, Elise. Tot morgen."
"Tot morgen Faith."

Zo gauw als Faith hoort dat Robertus ontslagen wordt, Verdwijnselt ze naar haar Hoofdheler.
"Zuster? Mag ik toestemming aanvragen om Robertus Janszoon te verplegen?"
"Zuster Faith-"
"Hij lijdt aan een zware vorm van plurivomica obscura, en hij ondergaat een pestikuur. Hij moet driemaaldaags een dosis Saneo van 340 gram krijgen en één keer per week behandeld met Medicor."
Faith kijkt even met smekende oogjes op naar haar Hoofdheler.
"Zuster Faith, ik..."
"Alstublieft, zuster," smeekt ze. "Wat voor zin heeft het om een zuster uit te vaardigen als er thuis al eentje rondloopt? Het is alleen maar verpleging, geen gevaarlijke operaties!"
De Hoofdheler zucht.
"Vooruit dan maar," zegt ze. "Je mag meneer Janszoon verzorgen."

Robertus ondersteunend, belt Faith aan – het lukt haar nu echt niet om haar sleutels te pakken en zelf open te doen. Ze glimlacht naar Emma.
"Hey, we zijn weer thuis," zegt ze.
"Ooh, welkom thuis meneer Janszoon!" zegt Emma blij verrast.
"... Hooi..." klinkt het zachtjes en slapjes uit Robertus' mond. Faith glimlacht bemoedigend, en helpt hem naar binnen. Ze zet hem voorzichtig neer op de bank.
"Zoo," zegt ze. "Hier heb je nog een kussentje... zit je goed zo lieverd? Als er iets is moet je het zeggen, hí¨? Als je naar de wc moet, of als je dorst hebt..."
Robertus knikt flauwtjes. Zijn ogen staan duf en hij heeft rode wangetjes. Faith geeft hem een aai over zijn bol.
"Ik ga eventjes mijn spulletjes opruimen," zegt ze zachtjes. "Ik ben zo terug, goed lieverd?"
Robertus knikt weer. Faith verlaat de kamer, en wordt gevolgd door Emma.

In de slaapkamer klampt Emma haar aan.
"Wat is er gebeurd?" vraagt ze ontzet. "Is het echt zo ernstig?"
Faith glimlacht.
"Ja, het is ernstig," zegt ze. "Maar dit is niet van zijn verwondingen. Dit komt door de pestikuur."
"H-Hij is net een kasplantje!" zegt ze ontzet. "Nee, hij lijkt wel high!"
"Eh, ja, dat effect brengt een pestikuur vaak met zich mee," zegt Faith, even mistroostig glimlachend. "Je wordt er heel licht in je hoofd van. Maar dat is met een maand over."
"Moet hij een maand herstellen?" vraagt Emma medelijdend. "Jeetje..."

Als Faith weer de kamer in komt, gaat ze naast Robertus zitten. Ze aait hem over zijn bolletje.
"Je ziet er moe uit, lieverd..." zegt ze. "Wil je anders naar bed?"
Robertus knikt flauwtjes en mompelt zachtjes iets waarvan Faith vermoedt dat het een "˜ja' had moeten zijn. Faith ondersteunt hem door zijn arm over haar schouder te leggen en begeleidt hem naar boven. Ze zet hem neer op het bed. Robertus probeert voorover te buigen om zijn schoenen uit te trekken, maar Faith duwt hem op zijn rug.
"Ga lekker liggen, lieverd," zegt ze. "Dat doe ik wel."
Ze doet zijn veters los en trekt zijn schoenen uit. Vervolgens trekt ze zijn broek uit. Verder had hij alleen maar een overhemd aan, en dat was prima voor een middagdutje.

Als avond valt, komt Faith de bijkeuken binnen waar Emma aan tafel zit.
"Emma? Wil jij mij zo even helpen?" vraagt ze. "Ik moet zo Robertus zijn medicijnen toedienen."
"Oh, natuurlijk wil ik helpen," antwoordt Emma. "Wat kan ik doen?"
"Nou... ik moet zijn wonden behandelen," zegt Faith. "Maar... het is een beetje een naar spulletje. Het werkt goed, heel goed. Maar... het prikt heel erg."
Emma kijkt Faith een beetje achterdochtig aan.
"Het brengt macho's aan het huilen," vervolgt Faith. "Vooral als ze zo onder invloed... of, tsja, "˜high' zijn van zoiets als een pestikuur. Zou je hem misschien een beetje willen steunen? Een aai over z'n bol, over knijpen in zijn hand of iets dergelijks... Ik kan hem niet troosten als ik hem moet behandelen, en anders is het zo sneu."
"Ooh, natuurlijk," bevestigt Emma nogmaals met een medelijdende blik.

Faith opent het potje Medicor. Emma zit een beetje gespannen aan het hoofdeinde.
"Lieverd,dit gaat een beetje pijn doen," zegt ze. "Knijp maar in Emma's hand."
Voordat Robertus tegen kan sputteren – niet dat hij daar de puf voor zou hebben – heeft Faith het spul al op een watje gedaan en smeert ze de wond op zijn been voorzichtig in. Geschrokken laat Robertus een pijnkreetje ontsnappen. Faith slikt en onderdrukt de neiging om bovenop hem te duiken en hem dood te knuffelen, haar arme schaapje. Ze hoort hem zachtjes jammeren. Hij legt zijn arm over zijn ogen en snikt, terwijl hij met zijn andere hand stevig in die van Emma knijpt en de pijn verbijt. Als Faith klaar is, legt ze het potje weg, en duikt dan wel op Robertus en knuffelt hem stevig.
"Het is voorbij," fluistert ze haar snikkende verloofde toe. "Je hoeft hem volgende week pas weer. Het is voorbij, lieverd."
Ze aait hem liefdevol over zijn bolletje.
"Je moet even gaan slapen, lieverd," zegt ze. Ze pakt een doekje en opent een flesje. Ze doet voorzichtig een beetje vloeistof op het doekje en legt deze dan over zijn mond en neus. Robertus' blik wordt steeds lomer, tot zijn ogen dichtvallen. Emma, een beetje verslagen door hoe Robertus eronder leed, strekt haar vingers.
"Waarom heb je hem net niet verdoofd?" vraagt ze zachtjes aan Faith. "Dan had hij het niet hoeven voelen..."
Faith kijkt even mistroostig.
"Als hij zich bewust is van de pijn, dan werkt zijn afweersysteem beter," legt ze uit. "Dat stimuleert de werking van het medicijn. Deze medicijnen daarentegen kan hij beter niet bij bewustzijn nemen."
Ze pakt een pilletje uit een doosje en opent voorzichtig Robertus' mond. Ze legt de pil tegen zijn tanden en drukt zijn kaken dan op elkaar, zodat de pil breekt en de vloeistof zijn mond in vloeit. Faith geeft hem een aaitje over zijn bol en drukt een kus op zijn voorhoofd. Aww, haar arme kasplantje.

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  

Headhunter

Avatar gebruiker

Offline

Woonplaats: Kruideniersstraat 71

Houseitem
BerichtGeplaatst: zo jan 23, 2011 22:13 

Robertus/Faith: Halloween
"Faaaith..."
"Hmm..."
"Faith, wakker worden... Faaaith..."
Faith draait zich om en drukt haar gezicht in haar kussen.
"Faaaaith, wakker worden!"
Robertus pakt haar schouders vast en schudt haar opgewonden wakker.
"'t Is Halloween!"
Faith trekt moe haar ogen open. Ze kijkt om naar de wekker.
"Lieverd, het is 5 uur 's ochtends!" kreunt ze moe.
"I know, het is al veel te laat!"
Robertus springt als een blij kind van het bed af. Zijn voetstappen klinken luid de trap af. Faith draait zich met een kreun om en trekt de dekens over zich heen. Harde voetstappen rennen de trap weer op. Met een ruk wordt de deken van Faith afgetrokken.
"Sta nou ooooooop!"

Zodra Faith haar ochtendvest aan heeft komt ze naar beneden en gaat ze naast Robertus zitten aan de eettafel.
"Lieverd, ik ben moe," geeuwt ze, en ze legt haar hoofd op zijn schouder. Robertus slaat zijn armen om haar heen, drukt haar glimlachend stevig tegen zich aan en kust haar in haar haar.
"We gaan allemaal leuke dingen doen vandaag," zegt hij, haar stevig knuffelend.
"Vandaag?" vraagt Faith. "Halloween is toch vanavond pas?"
Robertus kijkt haar diep beledigd aan.
"Natuurlijk niet!" zegt hij. "Het is een feestdág, niet een feestnacht!"
Faith fronst even.
"Natuurlijk," zegt ze een beetje lacherig. "Stom van me."
"Ga zo je kostuum maar aantrekken, dan zal ik zo het programma uitleggen..."
"Eh... lieverd?"
"Ja schat?"
Faith kijkt hem even moeilijk aan.
"Ik heb geen kostuum."
Robertus kijkt haar ontzet aan.
"N-niet?"
"Ik wist niet dat je Halloween zo uitgebreid vierde," zegt ze verontschuldigend. Stom natuurlijk, want als er iemand was die het uitgebreid zou vieren dan was het wel Robertus. Robertus kijkt even verslagen en teleurgesteld. Dan klaart zijn gezicht op.
"Oh, maar Emma kan vast nog wel een kostuum in elkaar zetten, toch Emma?" vraagt hij opgewekt. Emma, die aan komt lopen met een dienblad met thee en ontbijt. Ze knikt.
"Ik kan nog wel iets maken," zegt ze. "Ik denk dat hij rond de middag wel klaar zou zijn."
"Perfect," zegt Robertus, verrukt in zijn handen wrijvend. "Weet je wat, lieverd, ik ga me wel omkleden en dan moet ik nog een paar dingetjes regelen."
Hij drukt nog een kus in haar haar en staat op.

Faith klopt op de deur en gluurt door de opening.
"Emma? Is er nog iets waar ik mee kan helpen?" vraagt ze. Emma kijkt op van de naaimachine.
"Oh, nee hoor," glimlacht ze. "Dank je."
"Heb je m'n maten niet nodig?" vraagt Faith.
"Nee, de paspop neemt automatisch de maten van het model aan," antwoordt Emma, terwijl ze de stof door de magische naaimachine haalt. Faith glimlacht, en sluit de deur weer. In de gang treft ze net Robertus aan.
"Tadaaaaa!"
Hij spreidt zijn armen en laat zijn kleding zien – een jasje, giletje, overhemd... eh... eigenlijk wat hij altijd aan heeft.
"Wauw, schat, je bent echt... wat ben je?"
"Thomas Edison!" zegt hij blij. "Zie je?"
"Eh... ja... i-ik zie het lieverd."
Faith glimlacht aarzelend.
"Ik moet zo nog wel even m'n make-up opdoen," zegt Robertus, en hij bekijkt zijn gezicht even in de spiegel in de gang. Hij drukt een kus op Faiths lippen.
"Tot straks lieverd."
Faith steekt haar hoofd weer door de deur naar Emma's kamertje.
"Is hij altijd zo met Halloween?"
"Jep."

"Mevr-"
"Faith, Emma."
Emma haalt even diep adem.
"Juist, sorry. Eh, Faith?" vraagt ze. "Zou je misschien het kostuum willen passen?"
Faith glimlacht.
"Natuurlijk," zegt ze. Emma glimlacht, en houdt haar de jurk voor. Faiths mond valt open.
"E-Emma? Is dat mijn trouwjurk?"
"Ooh, geen zorgen," glimlacht Emma. "Ik heb hem gedupliceerd. Je echte bruidsjurk hangt veilig in de kast."
Faith zucht van opluchting.
"Jeetje, ik was even bang dat je net zo doorgeslagen was als Robertus," lacht ze flauwtjes.

Helemaal aangekleed en opgemaakt komt Faith de Zombiebruid aan bij haar dode Thomas Alva Edison. Aah, nu snapt ze wat Robertus bedoelde met make-up – hij is bleek, heeft grote wallen en bloedt uit allerlei sneeí«n.
"Ik dacht dat Edison vredig stierf?" lacht ze.
"We mogen best een beetje fantasievol zijn tijdens Halloween," wuift Robertus de historische incorrectheid weg. "Je ziet er mooi uit."
Faith kijkt even aarzelend naar alle etterende wonden die Emma erop had getoverd.
"Eh... dank je," glimlacht ze.
"Robertus, kerel!" klinkt het bekakt vanachter hen. Een aan zijn kleding te zien rijke geest komt aanzweven.
"Ah, Herbrecht!" begroet Robertus hem, en hij "˜schudt' zijn hand. "Hoe gaat het?"
"Mieters, kerel, mieters," zegt de geest. Hij zweeft een beetje achteruit om Robertus goed te bekijken.
"Ah, Thomas Edison!"
Faith fronst. Hoe weet hij dat? Robertus glimlacht trots.
"Dus, het is allemaal geregeld?" vraagt Robertus hem, waarop de geest knikt. Faith volgt er niets van. Wat is er geregeld?

"Wat is nou het programma?" vraagt Faith als de geest weer weg is.
"Nou, allereerst hebben we een klein optreden voor de Dreuzels," zegt hij.
"We?"
"... en dan doen we mee aan de tovenaarsparade..."
"Eh, we?"
"... en daarna gaan we naar het kerkhof, romantisch samen iets drinken."
Faith legt glimlachend een hand tegen zijn wang. Gut, je moet er maar van houden.

Faith staat braafjes aan de zijkant van het podium. Eigenlijk had ze er liever helemaal niet op gestaan, maar het was beter dan eerst. Daarvoor wilde Robertus per se dat ze daadwerkelijk mee zou doen aan de show. Waar Robertus in normale omstandigheden verlegen en ietwat autistisch is – goed, zelfs Faith moet het af en toe toegeven, hoeveel ze ook van hem houdt – staat hij nu helemaal in zijn element geanimeerd op te treden voor een stel Dreuzelkinderen. Het was het enige evenement waarbij er magie in bijzijn van de Dreuzels kon worden gebruikt, onder het motto "˜special effects'. Robertus zwaait met zijn staf, leviteert de deksel van de doodskist en Herbrecht komt uit de kist zweven, trekt een aantal gekke bekken en verdwijnt weer.

De magií«rsparade is één groot duister carnaval. Overal monsters en geesten en meer gruwelijke dingen, bovenop uitbundig versierde wagens. Uitbundig, vrolijk gekleurd en toch duister.
"Moeten we echt op zo'n wagen?" vraagt Faith een beetje blozend. "Ik hoef niet zo nodig het middelpunt van de belangstelling te zijn."
"Hoeft niet, lieverd," zegt Robertus, onuitputbaar vrolijk. "Je kan ook gewoon, eh... een beetje... staan."
Faith glimlacht aarzelend. Ze neemt zich voor om er gewoon wat van te maken. Het is maar één dag van het jaar, en als Robertus het geweldig vond, mocht zij er ook best van genieten. Ze is alleen wat minder actief dan voorgenomen – dat Robertus haar om 5 uur 's morgens heeft gewekt begint zijn tol te eisen.

Na de optocht lopen ze arm in arm richting het kerkhof, waar het heel druk is. Er zweven allerlei geesten rond en tot Faiths verbazing lopen er ook mensen rond, levende mensen. In het midden zweven muzikanten en er klinkt trage, tragische balmuziek. Robertus haalt wat te drinken voor hen en ze nestelen zich onder een treurwilg. Faith legt haar hoofd tegen zijn schouder. God, wat is ze moe. Haar oogleden worden steeds zwaarder.
"Is het niet romantisch?" vraagt Robertus blij. "Ik kom altijd ontzettend tot rust op het kerkhof bij het maanlicht, onder genot van een- Faith? Faith?"

_________________
now my life is sweet like cinnamon


 Profiel  
Geef de volgende berichten weer:  Sorteer op  
Antwoord op onderwerp  [ 14 berichten ] 


Keer terug naar Fan Fictions
Ga naar:  


Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 1 gast

cron

Powered by phpBB :: FI Theme