Poll :: Wie denk je dat er dood gaat in mijn verhaal? |
Niemand |
|
16% |
[ 8 ] |
Harry |
|
6% |
[ 3 ] |
Nicky |
|
20% |
[ 10 ] |
Draco |
|
4% |
[ 2 ] |
Voldemort |
|
12% |
[ 6 ] |
Sneep |
|
8% |
[ 4 ] |
Meerdere mensen |
|
31% |
[ 15 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 48 |
|
Auteur |
Bericht |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Ma Aug 21, 2006 13:39 |
 |
...
Verrast door de plotselinge ommezwaai viel hij als een blok beton op de grond. Zonder stil te blijven liggen ging hij weer in buighouding zitten; hij liet niet met zich sollen. Draco voelde hoe een koude, lange hand zijn kin ruw vastpakte en zijn hoofd omhoog trok. "Vind je het niet fijn als de Heer je martelt, Draco?" "Jawel, maar ik zou veel beter iets anders kunnen doen, mijn Heer." De greep verslapte en hij boog weer. "Juistja. En waarom zou ik je niet meteen doden, jongeheer Malfidus. Wat is het nut van jouw miserabele leventje?"
"Ik heb er voor gezorgd dat de dooddoeners op Zweinstein konden geraken." "Je hebt Perkamentus niet vermoord." "Heb ik daar meer recht op dan iemand anders? Perkamentus is dood, dus wat maakt het uit." Voordat hij het laatste had uitgesproken voelde hij de pijn opnieuw door zijn lichaam vloeien. Dit keer schreeuwde hij wel. Draco hoorde hoe zijn moeder eraan kwam rennen, zich voor Voldemort op de grond stortte, om vergiffenis vroeg. Waar hij de kracht vandaan haalde wist hij niet. "Nee moeder, dit is mijn verdiende loon."
De pijn vloeide door en hij krijste het uit. Zijn stem werd schor, zijn lichaam slap en Draco wist dat hij niet lang meer bij bewustzijn zou zijn.
Een harde klap tegen zijn ribben zorgde ervoor dat hij niet wegviel in een niemandsland; de bank was nog nooit zo welkom geweest. Hij wist zeker dat Voldemort hem had gedood als hij bewusteloos was geworden. "Ik moet zeggen dat je meer lef hebt dan ik had verwacht, jongeheer Malfidus. Eerst was ik van plan om het hier te beëindigen maar je doorzettingsvermogen heeft me van gedachte veranderd."
Draco keek door zijn blonde, bezwete lokken naar Sneep, die in de schaduw van Voldemort stond. "Je gaat samen met Severus en een aantal andere dooddoeners op pad om een bepaalde opdracht te volbrengen. En verpest het niet zoals je vader dat gedaan heeft." "Nee, mijn Heer, u bent genadig,” mompelde hij toen hij de zoom van Voldemort kuste.
Hij negeerde de haat jegens de personen die voor hem stonden. Hij wist dat ze veel beter in Occlumentie waren dan hij, dus kon hij beter maar niets bijzonders denken.
Draco liep achter de twee personen aan, zijn moeder negerend. Het leven was weer begonnen, een leven waar hij geen zin in had maar dankzij zijn vader verplicht toe was. Voor de eerste keer in zijn leven voelde hij haat voor hem, in plaats van naar hem op te kijken.
Terwijl ik door de straat liep wist ik dat ik achtervolgd werd. Ik liep rustig door, de hoek om en verstopte me achter de eerste, beste prullenbak. De man met de sterke gelaatstrekken kwam de hoek omzetten en keek verbaast om zich heen. De persoon die hij zocht was verdwenen.
"Zocht je mij soms?" De man draaide zich geschrokken om en keek mij aan. "Of wilde je me alleen maar om mijn handtekening vragen?" Hij herstelde zich snel en keek me listig aan. Ik onderdrukte een rilling, wat een engerd. "Ik zocht jou." "En dan komt het niet in die grote kop van jou op om mij even te roepen?" Hij grijnsde. "Ik mag jou wel." Maar ik jou niet.
Ik begon weer te lopen en hij liep langs mij. "Ik had geen zin om ook tegen een muur te worden gesmeten." Ik gniffelde. "Verdiende loon, arme, kleine kindertjes besluipen." Zijn blik verscherpte en het viel me op dat hij nogal lange nagels had.
"Arme kleine kindertjes? Volgens mij ben jij helemaal niet zo klein." Hij trok zijn stok te voorschijn maar ik was hem voor; twee stokken waren altijd beter dan een. Hij gromde zachtjes en boog zich wat voorover, zijn adem kwam hijgend naar buiten. Achter mij hoorde ik precies hetzelfde geluid. Ik gluurde achterom en herkende iemand van een foto.
De man achter mij maakte een grote sprong maar ik was sneller en draaide weg. De ander viel aan, ook hem was ik te snel af. De tweede wilde weer aanvallen. "Fenrir Vaalhaar." Ik zei het met opgetrokken neus, hij grijnsde boosaardig. "Kleine kindertjes horen bij hun ouders te blijven, niet alleen rond te zwerven. Dan komt de grote, Boze Wolf ze halen.” "En wat als die kleine kindertjes geen ouders meer hebben?" De twee mannen liepen cirkelend om me heen en voordat ik het wist barstte ik een maniakaal lachen uit. Mijn lach schalde over de lege straatjes en ik viel op de grond, waar ik bleef rollen. Ik had niet echt een idee wat me bezielde maar iets gaf me de slappe lach.
"Wahaha," ik gierde het uit. De mannen leken even uit hun doen en keken elkaar fronsend aan. "Ik kwam hier voor een boek maar kreeg er twee weerwolven voor in de plaats." Voordat iemand nog wat kon zeggen klonk er een 'plof' en ik was verdwenen. Een seconde later stond ik voor Kervels Boekwinkel. Dat was op het nippertje geweest, wat een beetje kinderlijke onschuld al niet voor elkaar kon krijgen.
Ik had al gauw gevonden wat ik zocht, al keek de eigenaar me aandachtig van achter zijn toonbank. Waarschijnlijk vertrouwde hij me nog minder dan die van Klieder & Vlek, iets wat ik me best kon voorstellen.
Ik legde de vier boeken op de toonbank en haalde wat geld te voorschijn. De man keek zurig naar de stapel boeken, alsof hij niet blij was dat iemand überhaupt wat kocht, en tikte langzaam het bedrag op de kassa. Ik kreeg de rillingen van zijn sloomheid en tuurde ongeduldig naar buiten. Iets zei me dat die twee gasten nog niet weg waren. Na iets wat drie uur duurde stond ik weer buiten de winkel. De vier boeken brandden zich in mijn zak en ik veranderde ze snel in iets anders.
Buiten begon het nog niet te schemeren maar de lucht was wel al vertrokken, wat waarschijnlijk door de regenwolken kwam. Gehaast rende ik door de steegjes en straatjes. Het was doodstil op het geklos van mijn eigen voeten na, maar toch had ik mijn oren gespitst. Ik wist zeker dat die man zijn toverstok nog terug wilde hebben.
Er klonk een harde plof achter me en ik maakte een wenteling naar rechts, wat de goede keuze was want Fenrir sprong naar links. Ik voelde hoe ik tegen een muur aan smakte en zag de glimlach op hun gezicht. "Gezellig wezen winkelen", gniffelde de donkere man. "Dan is het nu tijd om te gaan eten", vulde Fenrir hem aan. Ze slopen dichterbij en ik hield mijn stok dreigend op. De linkerman stopte met lopen, bang om ook beheks te worden. Fenrir maakte een grote sprong maar ik kaatste hem gemakkelijk af. Hij belandde op zijn rug en botste wat prullenbakken omver. Hij sprong omhoog en keek nog boosaardiger dan daarnet. Uit zijn mondhoek liet hij een zachte grom klinken.
Door mijn hoge concentratievermogen merkte ik niet dat er iemand op de dakgoot zat, die opeens naar beneden kwam zetten. Op het laatste moment kon ik nog uitwijken waardoor ik hard over de grond schaafde. Mijn stok werd uit mijn hand geslingerd en ik bleef versuft liggen. Een enorme schaduw boog zich over mij heen en ik recht in twee amberkleurige ogen. Vaalhaar opende zijn mond en liet een paar akelig scherpe tanden zien, het was niet eens volle maan.
Net voordat hij toesloeg schreeuwde ik het uit. "Denk je dat de Heer hier blij mee zou zijn?" Ik wachtte tot de genadeklap, besefte toen dat die niet kwam en realiseerde daarna pas wat ik gezegd had. "Wie denk je wel niet dat je bent", mijn stem klonk zwaar, het was geen kinderstem meer. Mijn blik veranderde weer en de man met de lijnen fluisterde iets. Fenrir draaide zich naar hem om en trok een wenkbrauw op. "Hij verschijnselt, hij spreekt vloeken uit die ik niet ken en spreekt over ‘de Heer’.” Ik verstond hem niet maar de man die boven op me leunde wel. Hij krabbelde overeind en keek me zuur aan. Opeens snapte ik wat ze dachten.
Ik stond snel op, griste mijn stok van de vloer en veegde wat vuil van me af. "Wie ben jij?" Ik keek het drietal grijnzend aan, ze stonden als een cirkel om me heen. "Ik ben niet wat jullie denken dat ik ben. De groeten." En ik verdwijnselde voor de tweede keer. De lucht trok om me heen en heel even leek de zuurstof op te zijn. Toen werd de lucht weer blauw en de aarde groen. Ik ging zitten en keek bang vanuit de boomhut naar de grond. Niemand had me gevolgd maar ik wist een ding zeker; ik ging nooit meer boodschappen doen. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Do Aug 24, 2006 13:20 |
 |
The hunt for Hercuxes has begun
De grafstenen waren ouder dan Harry had verwacht, de jaartallen leken hem te verbazen. Was het al zo lang geleden? Hij dacht, zonder dat hij het wilde, aan al die jaren die hij bij de Duffelingen had doorgebracht. Het woord familie paste er niet bij. Bij familie dacht hij aan Ron en Hermelien, de Wemels, Sirius en zijn ouders... Maar wie waren zijn ouders eigenlijk? Wat wist hij van zijn moeder van zijn vader? Harry had ze gezien op foto's, in de hersenpan van Sneep, maar van zijn volwassen ouders wist hij eigenlijk niks. Ze waren aardige, moedige mensen, zoals iedereen hem vertelde. De woorden gaven geen betekenis, de opvulling bleef leeg.
Harry bekeek ze nog een keer goed, hij had verwacht dat hij zou gaan huilen, dat hij hele dromen met schimmen voor zich zou gaan zien. Die bleven weg. Hoewel hij zijn ouders meer miste dan al het andere, waren ze ook degene die nu het minst belangrijkst waren. Misschien moest hij zich er over heen zetten.
"Ik dacht al dat ik je hier kon vinden." Harry draaide zich om en keek naar een vertrouwde persoon in versleten kledij met grijze lokken in zijn haren. Toch voelde hij zich niet blij. "Ga weg", en Harry draaide zich weer om. "Daarom ben ik niet hier Harry", zijn stem klonk gemoedelijk. "Besef je dat Voldemort je even gemakkelijk had kunnen vinden als ik?"
Hoewel hij het zich had beseft was hij het weer vergeten. "Je hebt waarschijnlijk in de schuilplaats van Sirius gezeten?" Harry keek hem verbaasd aan, het was zo. De afgelopen dagen had hij zijn tijd gespendeerd in de kleine grot, waar zijn peetvader een lange tijd in zijn eentje had doorgebracht. Daar had hij rustig kunnen nadenken, in stilte.
Ze zaten samen op een bankje naast elkaar maar Harry keek Lupos niet aan. Bang om overgehaald te worden. "Ik snap best dat je bezorgd bent maar ik kan best op mezelf leven." Het klonk als een zwak excuus. "Dat denk ik niet Harry." Harry stond met een ruk op en liep weg, Lupos kon de pot op. Een hand op zijn schouder hield hem tegen en draaide hem om. Het gezicht van de man leek bezorgder dan hij het ooit had gezien. "Ik probeer je niet af te kraken jongen, ik wil je helpen. Luister alsjeblieft naar me", zijn stem klonk zwakjes. Harry knikte en bleef staan, zijn blik nog steeds op de grond gerust.
"Iedereen die maar een beetje verstand had en wist dat jij was weggelopen, had je hier in een hinderlaag kunnen laten lopen. Je hebt je zelf niet vermomd. Iedere tovenaar weet wie je bent. Om de Jeweetwel te vlug af te zijn moet je iets beters verzinnen dan dit." "Wat hebben Ron en Hermelien je verteld?" "Niks, ze hebben me niks verteld, ze willen alleen dat je terug komt." Harry schudde zijn hoofd en begon te ijsberen. "Ik kan niet terug. Ik heb dingen te doen."
Remus knikte, alsof hij dit antwoordt al verwacht had. "Ik haal wel iemand die met je mee kan gaan." Weer schudde hij zijn hoofd en mompelde: "Niemand kan me hierbij helpen Lupos, dit is iets tussen Voldemort en mij." "Je kunt hem niet verslaan." "Nog niet." Hij wilde reageren maar Harry gebaarde dat hij stil moest zijn. "Weet je een spreuk om me te helpen vermommen? Of een goede schuilplaats?" De man glimlachte, ook al stonden zijn ogen nog steeds bedroefd en bezorgd.
Harry staarde vervreemd in een plas met water naar zijn nieuwe uiterlijk. Zijn bril was vierkantig geworden, zijn haar kort en blond, voor de eerste keer in zijn leven zat het recht. Zijn hand zakte verder en streek over het kleine sikje dat op zijn kin was verschenen. Hij zag er niet uit.
Lupos bekeek hem vanaf een afstandje, zijn blik was scherp. "Als ik jou was dan zou ik geen metamorfose doen, vooral als je je er niet bij thuis voelt. Dan kun je beter je vaders mantel omdoen." Harry keek geschrokken op en greep naar zijn rugzak. "Daar zul je hem niet vinden, maar Hermelien was zo vriendelijk geweest om Hedwig te sturen." Hij overhandigde Harry de mantel die hem dankbaar in zijn tas stopte. Door alle haast was hij die vergeten.
Het moment van afscheid brak aan, op een plaats waar twee personen al eerder afscheid hadden genomen van de personen die dat nu gingen doen. Harry omhelsde Lupos, vroeg hem om hem niet meer te achtervolgen, de groeten te doen aan iedereen die ze maar wilde hebben. Toen liep hij een paar meter weg, tuurde om zich heen en verdwijnselde. Naar een plek waar hij al een keer eerder was geweest.
Remus staarde naar de lege plaats waar Harry net was verdwenen. Het beeld van James doemde op in zijn ogen en hij keek een ogenblik naar het graf van zijn vriend en diens vrouw. "Laten we hopen dat hij niet jouw voorbeeld volgt, mijn oude vriend." Een traan biggelde uit zijn linker ooghoek. Hij wist dat hij Harry niet tegen had kunnen houden, hoe graag hij dat ook wilde. De jongen had zijn roeping gevonden, iets wat je niet mocht verstoren. Hij draaide zich om en liep langzaam verder het kerkhof op. Voor een ander graf bleef hij staan, een graf dat leeg was. Hij kneep zijn ogen samen en de traan viel op het stenen pad te pletter.
Vol haat keek Remus naar het graf dat hier niet behoorde te liggen, naar de naam van de persoon die dit allemaal veroorzaakt had. Iemand waarvan hij had gedacht dat het zijn vriend was. Er klonk een tweede 'plop' en het kerkhof was weer verlaten.
De zon straalde in mijn gezicht waardoor ik mijn ogen niet open kon doen. Ik schoof naar links, hoorde iets wegglijden wat werd gevolgd door een harde plof. Geschrokken veerde ik overeind en spiedde om me heen. Pas na een paar seconde besefte ik dat een van de vier boeken naar beneden was gevallen. Ik zwaaide simpelweg met mijn toverstok en ving hem op. Ik gebruikte mijn toverstok de laatste tijd nogal veel. Vooral nadat ik tot de conclusie was gekomen dat niemand van het Ministerie mij had gewaarschuwd. Menig tovenaar zou hier blij mee zijn geweest maar ik voelde ook nog wat anders. Angst. Waarom zou ik geen waarschuwing krijgen, dat was toch de gewoonte?
Ik klapte het boek weer open, ik had eindelijk gevonden wat ik zocht. De spreuk die ik had uitgesproken. Gisteravond had ik wat door het boek zitten bladeren en had de spreuk opeens herinnerd. Avada kedavra, de spreuk des doods, een van de onvergefelijke vloeken. Bang dat er iets zou gebeuren sprak ik hem niet hardop uit. De angst werd groter; hoe moest ik die spreuk kennen? De dood van mijn moeder was gebeurd dankzij die spreuk, maar ik had hem niet kunnen horen. Laat staan zelf uitspreken.
Het gevoel dat ik een eerder leven had gehad werd steeds groter. Ik klapte het boek hard dicht en besloot in een ander te beginnen. Genoeg smerige beheksingen voor vandaag.
Het tweede boek was zo mogelijk nog erger dan het eerste. Het ging over de opkomst van duistere tovenaars, de laatste hoofdstukken vol lof over HijDieNietGenoemdMagWorden, oftewel Voldemort.
Ik trok mijn neus op, dit boek was vast en zeker niet in een gewone winkel te koop. Vol lof werd er geschreven over de 'grootste' tovenaar aller tijden. Niet geïnteresseerd las ik verder, zoekend naar iets wat ik zocht. Iets wat ik niet kon vinden.
Ik klapte het boek weer dicht en keek naar een vogel die geschrokken wegvloog. "Sorry, meesje." Ik dumpte het boek bij de rest en haalde het derde boek tevoorschijn. Het voelde lichter aan dan de andere, al wat het twee keer zo dik. Het rook muf en viezig, alsof er iets rottends tussen lag. Het piepte toen het openging en de stank van verotting werd twee keer zo erg. Ik legde het boek zo ver als mogelijk van me af en begon met dicht geknepen neus te lezen.
Dit boek was het belangrijkst want sinds een tijdje was ik erachter gekomen, ik was helderziend.
De rottende geur was bijna niet te houden en ik had de oorzaak nog steeds niet gevonden, maar ik zette door. Het boek ging over de toekomst voorspellen, magie voelen en dat soort dingen. Het meeste sloeg ik over, ik besefte dat ik die dingen toch niet kon. Andere stukken las ik meerdere keren en probeerde het in mijn hoofd op te slaan. Nicky, de levende computer. Ik grinnikte zachtjes en boog me weer voorover. Het wast stom dat ik het niet veel eerder had ontdekt want het verklaarde alles.
Een vorig leven had ik nooit gehad. Alles wat ik wist had ik gewoon in iemand anders gedachten gelezen. De spreuk, over Sneep, over Voldemort en zoveel andere dingen die ik in mijn jeugd als verdacht had beschouwd. Ook de verstijving van andere mensen was duidelijk, ze zagen dingen door mijn ogen. Wat, wist ik niet. Al had ik wel een flauw idee maar durfde er niet verder over na te denken.
De volgende mensen bedankt voor hun reactie of pb'tje; potterfreaky en loesje 123 |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Zo Aug 27, 2006 10:40 |
 |
...
De plaats gaf Harry een akelig gevoel. Het liefst was hij weer naar de schuilplaats van Sirius gegaan, al wist hij dat het daar niet langer veilig was. De wind wapperde door zijn zwarte haar terwijl hij de zeegeur diep in zich opnam.
Langzaam wandelde Harry verder de grot in en hoopte dat de Necroten niet door de muur konden komen. Gewurgd worden door levende lijken in zijn slaap was nou niet de dood van zijn dromen. Hij verschool zich achter een steen en sloeg de mantel steviger om zich heen, wensend dat deze dikker was. Hij klapte het boek open en bladerde er in. Wat hij zocht kon hij niet vinden, hoe goed hij ook zijn best deed. Hoe kon dat nou, Ron had er toch een boekenlegger tussen gedaan?
Opnieuw bladerde Harry door het boek heen en opnieuw kon hij niet vinden wat hij zocht. Met een diepe zucht klapte hij het boek dicht en dacht na. Hij wist het zeker. Toen herinnerde hij zich wat Hermelien had gezegd, de pagina's waren alleen te vinden voor wie ze bestemd waren. En daar viel ene Harry Potter niet onder.
Hij leunde achterover en trok de capuchon over zijn hoofd zijn blik even naar rechts vluchtend. Hoewel hij het graag zou willen doen durfde hij niet dieper de grot in te gaan. Hij streek met zijn handen over zijn benen en wenste dat hij de breispreuk van Hermelien wist.
Hermelien, Ron, Ginny. Hij miste ze meer dan ooit en vroeg zich af of hij ze ooit nog een keer zou zien. Harry schudde zijn hoofd, hij moest nu even wat anders bedenken. Bijvoorbeeld welk Gruzielement hij het eerste ging vernietigen.
De slang viel in ieder geval af, hij rilde even, evenals het onbekende voorwerp van Griffoendor of Ravenklauw. Het medaillon kon overal zijn dus dan bleef de beker over. De beker van Helga Huffelpuf. Harry kraakte zijn hersens en haalde het beeld ervan naar voren. Het ding was niet groot geweest, hooguit 20 cm en dus kon het overal verstopt zijn. Hij dacht na over de plaats waar hij nu zat, een plaats waar Voldemort ooit eens was geweest. Harry glimlachte, de beker zou vast ergens verstopt zijn waar Voldemort iets had uitgespookt. Het enige probleem was nog, waar.
Zweinstein kon het niet zijn, daar had hij ooit het dagboek verstopt. De ring was in het hutje van de Mergels verstopt, en het medaillon lag op deze plek, de plaats waar het weeshuis ooit op dagtocht was geweest. Hij krapte zich aan zijn voorhoofd, zijn litteken brandde lichtjes. Maar dat was niet meer dan normaal. "Mijn litteken!" Direct nadat hij dat gezegd had kromp Harry ineen. Toen er na een tijdje niks gebeurde haalde hij opgelucht adem. Er was niemand anders hier.
Natuurlijk, zijn litteken. Hij dacht na over zijn droom die hij zo'n drie jaar geleden had gehad. Over de plek die hij toen gezien had, waar hij daarna nog een keer was geweest, in de hersenpan van Perkamentus. Het huis van Marten Vilijn, het statige huis op de heuvel in het plaatsje Havermouth.
Er was een grote kans dat daar een van de overige Gruzielementen verborgen lag. Harry verdraaide zich en leunde tegen een steen aan. Morgen zou hij er naar toe gaan, hoewel hij heel graag wilde was hij nu te moe om nog echte actie te ondernemen. Hij trok zijn onzichtbaarheidsmantel dichter over zich heen en voelde hoe de koude steen door zijn kleding heen drukte.
Het was pikkedonker en ergens had Harry er spijt van dat hij niet overdag was gegaan. Het huis torende hoog boven hem uit terwijl hij er langzaam op af liep. Het was precies zoals hij het zich kon herinneren en met een grote boog liep hij om het huisje van Frank Braam heen.
De deur was dichtgetimmerd, al was Harry niet van plan daar door naar binnen te gaan. Je had grote kans dat die piepte. Iets verder op waren wat planken verrot zodat er een kleine doorgang was gevormd. Hij bukte zich en stak eerst zijn rechterhand met toverstok erdoor, je wist maar nooit. Langzaam wendde Harry's ogen aan het donker. Een stoffige huiskamer maakte zichzelf zichtbaar.
Hij twijfelde of hij de spreuk Lumos zou gebruiken. Het zou zijn pad goed verlichten maar wat als er iemand anders in het huis was? Dat risico moest hij dan maar nemen. "Lumos." Een kleine bundel licht zocht zijn weg door het duister en gaf hier en daar rare schaduwen op de muur.
Hij liep zachtjes de kamer uit en belandde in een grote hal. Er was een trap naar boven, een gang naar links en twee naar rechts. Harry gokte en liep naar boven. Iets zei hem dat daar wat was, wat, daar had hij geen benul van.
Hij liep langs de zijkant omhoog, daar had je de minste kans om iets te laten piepen. Stapje voor stapje schuifelde hij verder omhoog totdat de treden eindigden. Op de overloop was het nog donkerder. De ramen waren dichtgespijkerd en het plafond was hoog, waardoor het licht niet ver kwam. Een rilling liep over Harry's rug en hij draaide zich vliegensvlug om, had er nou wat bewogen? Hij doofde zijn 'vuur' en drukte zich tegen de muur. Het donker omringde hem en als hij nu zijn toverstok zou laten vallen zou hij verloren zijn. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en gluurde om de hoek.
Zijn hart sloeg een keer over, er liep daar inderdaad iemand. De persoon was moeilijk te zien, man of vrouw het was niet te zeggen. Harry deinsde achteruit en schrok toen op, de planken onder zijn voeten piepten. "Bagger", fluisterde Harry. De schaduw beneden kwam tot stilstand, draaide zich om en begon toen met een rotvaart de trap op te rennen.
Ook Harry draaide zich om en begon de gang uit te sprinten. Diegene die daar beneden stond was hier bekend en kwam hier iets doen. Misschien zocht hij wel iets of iemand.
De gang was te donker om de vloer te zien dus gokte hij er maar op dat er geen spullen op de grond lagen. Hij sloeg links af en rende een andere gang in. De persoon achter hem begon hem in te halen, de voetstappen kwamen steeds dichterbij. Vluchtig keek Harry om zich heen, iets wat hij beter niet had kunnen doen. Met een harde smak belandde hij op de grond; er was iets hards tussen zijn voeten gekomen.
De persoon staakte het rennen en kwam met grote passen op hem afgelopen. Harry krabbelde overeind, stak zijn toverstok uit en merkte opeens dat zijn onzichtbaarheidsmantel van hem was afgegleden. Als hij gewoon stil was blijven staan dan had de man hem nooit kunnen vinden. Harry kreunde van ergernis en trok de mantel weer half over hem heen, zijn gezicht zo veel mogelijk bedekkend.
Zijn achtervolger kwam tot stilstand en richtte zijn toverstok op Harry. Het verbaasde hem niets dat het een dooddoener was. De man draaide zijn hoofd lichtjes, alsof hij zich afvroeg wat een half onzichtbare tovenaar hier deed.
Voordat ze beide nog een spreuk konden uitspreken klonk er een enorme knal van rechts. De zijmuur spatte uit elkaar en samen met wat stukken steen werden ze opzij geblazen. Harry rolde over de grond en kwam hard tot stilstand toen de andere muur hem tegen hield. "Lumos,” riep hij voor de tweede keer die avond. Maar voordat hij nog wat kon zien werd het duister voor zijn ogen en voelde hoe zijn longen werden samengeperst; iemand verdwijnselde samen met hem. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Aug 29, 2006 19:07 |
 |
Like father, like son
Het was donker buiten. En koud. Draco huiverde, wat deed hij hier eigenlijk in de eerste plaats? Hij draaide zich om en liep weer terug, het was te koud om stil te zitten. Natuurlijk wist hij wat hij hier deed. Een schuilplaats zoeken zodat ze een tijdelijke plek hadden om te schuilen. En misschien 'de opdracht' te voltooien. Hij stond weer stil en keek naar het groepje dooddoeners in de verte. Ze zaten rond een kampvuur, waar een groene vlam van oplichtte. Het gaf de omgeving een onheilspellende kleur.
Hoe koud Draco het ook had, hij had geen zin om bij de rest te gaan zitten. Hij voelde zich niet verbonden met hen, dat stelletje verraders. Hij draaide zich weer om en liep naar een grote wilg, daar zou het misschien wat minder waaien. Hij stond er nog geen minuut of er maakte zich drie mensen los uit de zwarte kring. Met grote stappen liepen ze op hem af. Het leek net of ze gleden.
Ze stonden voor hem stil en Draco keek ze zonder enige herkenning aan. Sneep, Hoffman en Arduin. Sneep keek hem doordringend aan en snel wendde hij zijn ogen af; hij had er geen zin in om zijn gedachtes prijs te geven aan die idioot. "Wat is er,” het klonk stoerder dan hij zich voelde.
"We hebben een taak voor je", Sneeps stem klonk bevelend. Draco zei niks maar gaf alleen een knik met zijn hoofd. "Zie je dat huis in de verte." Hoewel hij het allang gezien had draaide hij zich om. Het huisje zag er vredig uit en deed hem aan zijn ouderlijk huis denken. Dat lag ook in de 'middle of nowhere'. Terwijl er rook uit de schoorsteen kringelde nam een irritant kriebelend gevoel in zijn maag de vredigheid weg.
Zonder dat de mannen een woord hadden gezegd wist hij wat hij moest doen. "Waarom ik?" "Zodat je kunt bewijzen dat je wel degelijk een echte dooddoener bent." De stem van Arduin klonk hees. Draco snoof. "Kun jij dan niet beter gaan?" De man vertrok zijn gezicht en haalde zijn stok tevoorschijn.
Sneep greep de arm van Arduin vast en maande hem tot stilte, om daarna Draco waarschuwend aan te kijken. "Schiet groene sterren als het huis veilig is. En verpest het niet." Draco trok een zuur gezicht, draaide zich om en begon op het huis af te sluipen. Hij haatte Sneep.
De voordeur was vergrendeld maar hij had niet veel moeite om ze open te maken. Dreuzels, ze dachten dat ze zo goed beschermd waren maar ze moesten eens weten. Draco opende de sloten met een simpele spreuk en glipte het huis in. Het was doodstil en hij kreeg een akelig gevoel in zijn maag. Waar ben ik in vredesnaam mee bezig? De huiskamer was uitgestorven en Draco liep de trap op, wensend dat deze niet kraakte. Het bleef stil en hij haalde zonder kleerscheuren de eerste verdieping. Daar bleef hij stilstaan.
Een dikke prop vormde zich in Draco's keel terwijl hij naar wat foto's staarde. Midden in de gang, stond een antieke houten tafel waarop, naast wat mechanische apparaten een paar fotolijstjes stonden. De adem stokte in zijn keel. Hij kon dit niet. "Ik wil geen dooddoener zijn", fluisterde hij krampachtig. Zijn hand raakte trillerig het lijstje aan. Op de foto stonden een man, een vrouw en hun kindje. Het jongetje keek hem lachend aan alsof hij wilde zeggen, wat een sukkel ben jij. De bruine ogen straalden vol geluk, niet vermoedend dat er een jongen op de gang stond. Een jongen die hem ging vermoordden.
De tranen prikten in Draco's ogen en hij zette het lijstje neer. Dacht hij. Het lijstje viel om en klapte tegen het apparaat aan wat luidruchtig muziek begon af te spelen. I can't take this anymore, and i'm almost pretty sure, i've been here before, i can't take this any longer. De muziek vormde zich een weg naar Draco's oren, dit was het laatste wat hij kon hebben.
Een koude traan viel op de tafel en spatte uiteen. Het jongetje werd bedekt met een kleine drup waardoor zijn ogen glazig werden. Kijk niet!
Draco merkte niet dat de deur achter hem openging, dat er een man met een geweer op hem afsloop. Het enige wat hij nog hoorde was de muziek. Er was eindelijk iemand die hem begreep. Everbody and everything i've known, never taught me how to stand up on my own. De man kwam dichterbij en bleef op vier meter van de schokschouderende jongen stilstaan. "Handen omhoog", siste hij. Draco hoorde de stem maar het kon hem niks meer schelen. Met een behuild gezicht draaide hij zich om.
Hij zag de ogen van de man twijfelen. Ze wisten niet wat ze hiervan moesten denken, een huilende jongen of een acterende dief? De hersens van Draco werkten snel terwijl de tranen nog uit zijn ogen stroomden. Hij richtte zijn stok op de man en gilde de spreuk uit. Nog voordat de man kon reageren viel hij dood op de grond neer. Zijn verbaasde blik was het enige wat nog achter bleef uit zijn vorige leven.
Uit de kamer klonk gestommel en het hart van Draco kromp ineen. Hij kon dit niet nog een keer. Een vrouw kwam tevoorschijn en keek verschrikt van Draco naar haar man. Ze liet een gesmoorde kreet en plofte bij haar man neer. "Nee, nee." De tranen begonnen weer te stromen en Draco's knieën knikten, hij zou dit niet lang volhouden.
Met grote stappen liep hij op de vrouw af en sleurde haar omhoog. "Laat me los, laat me los", gilde ze," jij moordenaar!" Het woord brandde door zijn hoofd maar hij had geen tijd om er nu aan te denken. "Ga weg,” siste hij, "en neem je kind mee. Ga nu het nog kan. De anderen zijn nog veel erger dan ik." De vrouw leek even te twijfelen maar draaide zich toen om en haastte zich de kamer in. Drie seconden later kwam ze er weer uit, een slapend kind op haar arm. Ze keek hem woest aan en Draco staarde triest terug. "Kom niet meer terug. Het is niet veilig en...", zijn stem brak en hij zakte tegen de muur aan.
De vrouw liep de trap af en glipte de deur uit. De laatste regels van de muziek zweefden door de lucht terwijl Draco door zijn benen ging. Now i walk alone, yeah I walk alone, yeah, i walk alone, i walk alone, i walk alone, i walk alone, i walk, oh yeah*. Hij stootte een gesmoorde snik uit en drukte zijn handen tegen zijn gezicht. Hij had iemand gedood, vermoord. "Je bent een moordenaar", de stem klonk hees en koud, niet als die van hem.
Hij kwam kreunend overeind en zette met moeite het muziekapparaat af. Er was nu niemand meer die hem kon helpen, hij was alleen. Draco zette de foto recht en staarde naar het jongetje, Nicolas was verdwenen. Hij verbande iedereen uit zijn hoofd. Hij was nu aan de andere kant. Een kant zonder genade, zonder vrienden, zonder hoop op een goed leven. De tijd was gekomen dat hij voor zichzelf moest zorgen. Of hij nu wilde of niet.
Met grote passen liep hij op het raam af en spoot wat groene stralen. Hij had nog een paar minuten om zich op te frissen.
*( met dank aan Oleander, I walk alone) |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Vr Sep 01, 2006 19:51 |
 |
...
Harry smakte op de grond neer en hapte naar adem, hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zo lang had verdwijnseld. Langzaam deed hij zijn ogen open en keek om zich heen. Het was nog steeds donker maar de omgeving had zich veranderd. Links van hem klonk wat gestommel en hij keek geschrokken in die richting. "Wie is daar?"
Er piepte iets voordat een fel licht hem verblindde. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en gluurde tegen het licht in, na een paar seconden herkende hij de persoon. "Nicolas?" Er klonk een schuchter geluid en Harry wist dat hij goed had gegokt. Hij liet een zucht ontsnappen en keek toen weer verbaasd op.
"Hoe wist je dat ik het was? Hoe heb je mij gevonden? Wat deed je daar? Waar ben ik, en waarom ben ik hier?" Het bleef even stil en toen klonk er een zacht stemmetje. "Welke moet ik als eerste beantwoorden?" Normaal zou Harry gegrinnikt hebben maar hij was nu bloedserieus en dus liet hij een zachte kuch horen.
"Ik wist niet dat jij het was, dat was een gok." "Wat?" "Ik moet kiezen tussen een halfonzichtbare tiener en een dooddoener, dus dan is de keuze gemakkelijk gemaakt." Harry bleef stil en keek de jongen aan, dit was niet het antwoordt waar hij op had gewacht. Boos kwam hij overeind en zat gelijk weer stil. De grond onder hem bewoog vervaarlijk heen en weer. "Waar ben ik eigenlijk?" "In mijn oude boomhut." De stem klonk nu ook serieus. "Zal ik maar wat licht maken?"
Ze zaten met z'n tweeën rond het groene vlammetje, Nicolas licht angstig, Harry bang en boos tegelijk. Zijn vragen waren nog steeds niet beantwoordt. "Krijg ik nog antwoord?" Het jongetje knikte vluchtig. "Ik kwam jou zoeken. Dus daarom was ik in dat huis, je hebt nog geluk dat ik je mee kon nemen voordat die dooddoener dat deed." "Hoe wist je dat ik het was? En nu graag een fatsoenlijk antwoordt", zei hij er vlug achteraan.
Ik vertrok mijn gezicht. "Het was een echt antwoord." Ik begreep best dat Harry mij niet begreep, dat deed ik zelf ook niet. Niet echt in ieder geval. Ik verzette me tegen de dwang een domme opmerking te maken en hief mijn hoofd weer op. Harry's blik was nog steeds dezelfde, die van onbegrip.
"Ik ben helderziend, of in ieder geval iets wat er op lijkt. Ik kon je traceren, al had ik even het idee dat ik de verkeerde te pakken gehad." Mijn blik ging zoekend over zijn lichaam wat nu wel helemaal zichtbaar was. "Oh ja, natuurlijk helderziend", mompelde hij verduusd. "Echt waar", gilde ik half hysterisch. Ik was moe en had geen zin in eindeloze discussies.
Harry kromp ineen en keek verschrikt om zich heen, ik wist wat hij dacht. "Je hoeft niet bang te zijn, er is niemand die je hier kan vinden. We zitten ergens waarin de afgelopen honderd jaar geen mens is geweest, afgezien van mijn moeder en ik dan." Hij knikte schuchter en ik had het gevoel dat hij me niet vertrouwde. Natuurlijk begreep ik dat wel maar ergens voelde ik me gekwetst. Het gevoel dat niemand me vertrouwde.
“Nicky, ... Nicky..." De stem klonk van ver. Ik probeerde me erop te concentreren maar de slaap trok me weer weg. "Nicky... " Het geluid was zwoel en rustig. De persoon wist dat hij of zij me ooit zou bereiken. Een flauwe glimlach verscheen op mijn gezicht. "Nicky, kijk!" Geschrokken opende ik mijn ogen, de wereld om mij heen was verhuld in een dikke witte mist. Het gezicht van Harry keek me angstig aan, hij was heel dichtbij. Zijn ogen stonden vol angst terwijl zijn huid langzaam bleek wegtrok. "Wat is er? Wat is er," siste ik tegen hem. Even bleef zijn gezicht versteend waarna hij vertrok. De uitdrukking was onbeschrijfelijk. Zijn gezicht zat vol barsten, zoals bij een oud schilderij. Achter hem verscheen een zwarte schaduw, eentje die steeds dichterbij kwam. "Nicky..." Hij bewoog zijn lippen niet. De woorden leken uit zijn mond te komen zonder dat hij er zelf besef van had. Hij is een soort pop, ging het door mij heen. Ik veerde overeind en pakte hem vast. "Harry, Harry, wat is er?"
Toen verscheen er een lach op zijn gezicht, een lach die zijn huid nog verder liet scheuren. "Je zei dat het veilig was Nicolas, maar dat is het niet. Het is niet veilig. Je hebt me in gevaar gebracht, je hebt me aan de vijand overgeleverd." Met grote ogen keek ik hem aan, de schaduw achter hem was duidelijker geworden. Hij kwam eraan!
"Waar heb je het over", probeerde ik nog, " het is hier veilig." Met de grote glimlach op zijn gezicht begon Harry zijn hoofd te schudden. Op een irritant langzame manier. "Het is niet veilig meer Nicolas. Hij komt. En jij bent het gevaar, het is jouw schuld.” Schuld. Het woord echode door mijn hoofd terwijl Harry's lichaam naar achteren werd getrokken. "Nicky..."
Geschrokken draaide ik me om. Het gezicht van mijn moeder doemde achter mij op. "Het is tijd Nicky. Je moet hem laten gaan, net zoals je bij mij hebt gedaan. Het is tijd." "Maar de Gruzielementen dan, en Voldemort?"
Haar gezicht vertrok, de uitdrukking werd gevoelloos. "Het is te laat, kijk maar Nicky, het is over. Hij is weg en dat is jouw schuld." Vol angst draaide ik me om, ze had gelijk. Harry's lichaam was weg gevallen, alleen zijn contouren waren nog vaag zichtbaar door de dichte mist. "Nee", schreeuwde ik. Met grote sprongen begon ik achter hem aan te rennen. Ik sprintte zo snel als ik kon, totdat een stem me stopte. "Kiezen Nic, je moet kiezen. Harry of ik?" Ik draaide me om en zag dat ook zij door een schaduw werd weggetrokken. Een schaduw met boze ogen en blond haar.
"Maar, maar..." Ik draaide verward rond mijn as. Harry's gezicht doemde door de mist op, vol pijn. "Red me Nicky. Help me!" Zijn stem ging door merg en been, dwaalde door mijn hoofd, zoemde door mijn oren. Zijn angstkreet echode door de ruimte.
"Nicolas, help me. Houd je niet meer van me? Aah..." Haar stem stierf weg en ik draaide mee weer om. Haar ogen bleven steken midden in de lucht. Ze vingen me op in haar netvlies en lieten me daar staan. Ik zat vast gekleefd aan de grond terwijl ze allebei van me wegdreven. Haar ogen werden steeds duidelijker en flitsten toen met een grote lichtflits weg. "HET ZAL JE NOOIT LUKKEN! Harry gaat eraan."
De bodem verdween onder mijn voeten en ik viel als een baksteen naar beneden. De noodkreten gierden om me heen en ik schreeuwde het uit.
Twee handen drukten zich op mijn mond en duwden mijn lichaam tegen de grond aan. De vloer was grof en deed zeer onder mijn ribbenkast. Ik had het gevoel dat ik heel diep naar beneden was gevallen. Vol angst opende ik mijn ogen, vrezend voor wat er te zien zou zijn.
Twee bezorgde ogen keken me aan. Kreunend kwam ik overeind, er was niks aan de hand. "Gaat het", Harry's stem klonk een beetje overstuur. Ik knikte en haalde gejaagd adem. "Ik had een nachtmerrie." Zijn ogen knepen iets samen en ik wist wat hij dacht. Ik dacht het zelf ook. Sinds de dag dat Harry bij me was gekomen werd ik geteisterd met nachtmerries, erg onaangename nachtmerries.
Ik had ze maar niet aan hem verteld, ik wilde niet dat hij bang zou worden van mijn ideeën. Stel je voor dat ze uit zouden komen! Ik trok een gezicht en krabbelde overeind. "Ga maar weer slapen, ik blijf wel wakker. Het is zo ochtend." Hij haalde zijn schouders op en kroop weer naar boven. Het was een week na het incident in het huis van Voldemort. We waren op jacht naar de Gruzielementen en waren er waarschijnlijk een op het spoor. Morgen zouden we toeslaan. Morgen. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Wo Sep 06, 2006 12:59 |
 |
1. Alvast mijn excuses voor het eerste deel van dit hoofdstuk; het is namelijk nogal saai en veel van hetzelfde. Toch moest ik dit hoofdstuk schrijven om wat dingen te herhalen en wat andere dingen op een rijtje te zetten. Het tweede deel wordt in ieder geval veel interessanter. Alsnog veel leesplezier!
2. MyGodIsFrusciante bedankt voor zijn twee lange pb'tjes.
*
The house
Harry kroop langzaam naar boven en rolde zich weer in zijn deken, het was fris buiten. Ze lagen ergens in een grot, niet zo ver van de boomhut vandaan. Na een paar dagen zitten te twisten hadden ze wat dingen vastgesteld.
Ze zouden beginnen met de Gruzielementen waarvan ze wisten wat het was. Het voorwerp van Griffoendor/Ravenklauw viel af, evenals de slang. Die konden ze maar beter tot het laatst bewaren. Nicolas vond dat ze ook niet naar het medaillon hoefden te zoeken, als die persoon echt de waarheid had geschreven dan was dat Gruzielement al vernietigd. Dus dan bleef er nog een over, de beker van Helga Huffelpuf. En gelukkig had Harry het ding al een keer eerder gezien, in de herinnering van een oude huiself, dus wisten ze waar ze naar zochten.
Daarna waren ze tot de conclusie gekomen dat er maar een paar plaatsen waren waar de beker verstopt kon zitten. Nicolas was ze nagegaan. Het was een bezwering waar Harry de rillingen van kreeg, om de een of andere manier vertrouwde hij Nicolas nog steeds niet, en dat had de jongen gemerkt.
Nicolas durfde Harry niet aan te kijken, bang dat hij zou schrikken of iets dergelijks. Dus meden ze elkaar maar een beetje, iets wat eigenlijk wel irritant was als je wilde samenwerken. Maar wil ik dat eigenlijk wel, dacht Harry. Hij wilde in eerste instantie in zijn eentje opzoek gaan, bang om anderen in gevaar te brengen. Nicolas was niet bang voor het gevaar, hij wilde Harry alleen maar helpen. En hoe hard Harry het ook probeerde, hij kon het toch niet geloven.
“Hij is een Zwadderaar, hij doet dit alleen maar om er zelf beter van te worden!” De woorden van Ron suisden door zijn hoofd. "Wie moet ik nou vertrouwen?" Harry fluisterde zachtjes en keek omlaag. Nicolas zat in een gedoken tegen de steen aan. Hoewel zijn ogen waren gesloten sliep hij niet, daar was zijn adem te hard voor.
Harry draaide zich weer om en keek naar het stenenplafond. Het was onregelmatig en hier en daar glinsterde het in het donker. Hij had geen keus, hij moest Nicolas wel vertrouwen. Want die was bereid hem te helpen, of hij het nou wilde of niet.
Ik staarde voor me uit al was er niet veel te zien. Het was nog donker buiten, in de grot zo mogelijk nog donkerder. Ik dacht na over wat Harry had gezegd. "Okey, je mag me helpen maar op een voorwaarde." Ik had hem vragend aangekeken. "Zodra ik je niet meer vertrouw dan moet je weggaan en me niet achterna komen zitten." Ik knikte schuchter en mompelde ja. Ik vond het een stomme voorwaarde. Hij vertrouwde me nu al niet dus kon ik eigenlijk gelijk weggaan!
Toch had ik er nog een keer over nagedacht; waarom wil ik Harry eigenlijk helpen? Ik wil niet dat er nog meer slachtoffers door Voldemort worden veroorzaakt, maar dan kon je ook alleen op jacht naar de Gruzielementen, je weet er immers toch genoeg van. Mijn gewetens praten tegen elkaar zonder dat ik zelf antwoord kon geven. Ik hielp Harry omdat ik hem aardig vond, omdat ik niet wilde dat hij zou sterven, ergens in zijn eentje.
Het beeld van Hermelien en Ron kwam bij me op. Zij zouden het vreselijk vinden als Harry dood zou gaan. En ze zouden er niks aan kunnen doen! Ik wist hoe het voelde om machteloos toe te kijken hoe iemand stierf. Het was een van de meest verschrikkelijke dingen die je mee kon maken; je bleef je hele leven lang nachtmerries hebben.
En nachtmerries maakten mij onzeker, vooral die van de laatste tijd. Wat als het inderdaad mijn schuld is dat Harry doodgaat? Wat als ik opnieuw de schuld ben van iemands dood. Ik schudde de gedachten weg en maakte mijn hoofd leeg. Zo moet je niet denken Nic! Als je denkt dat het fout gaat dan gaat het ook fout.
De beker van Helga verscheen voor mijn ogen, of tenminste hoe ik me hem voorstelde. Ik hoopte zo dat het zou lukken, misschien dat Harry me dan wel weer zou vertrouwen of dat in ieder geval die stomme nachtmerries over zouden gaan!
Ik keek vooruit naar de uitgang van de grot. De lucht was donker op een paar sterren na, ze fonkelden zachtjes in het donker. Ik kneep mijn ogen verwoed dicht om er niet aan te denken. Een paar maanden geleden was er ook zo'n nacht geweest, alleen was er iets heel ergs gebeurd. "Draco", de stem stokte in mijn keel en ik kon gewoon niks anders meer zeggen. Ik had al tijden niet meer aan hem gedacht, iets wat ik heel slecht vond.
Ik wist best dat ik mijn eigen problemen had, die van Harry inclusief maar toch, hij zat veel dieper in de nesten dan ik. Misschien martelt hij wel mensen. De tranen sprongen in mijn ogen en ik schudde mijn hoofd. Ik haatte Voldemort, ik haatte hem. Waarom had niemand hem ooit vermoord toen het nog kon?
Mensen vermoorden was niet simpel, maar voor sommige kun je een uitzondering maken. Zouden de schouwers ook zo denken als ze dooddoeners gevangen nemen? Het beeld van Draco's geschrokken gezicht doemde weer op. Het was het enige beeld dat ik nog van hem kon herinneren. Het geluid van zijn stem was ik allang vergeten. "Ik haat je!"
Er klonk gestommel en ik draaide me verschrikt om. Harry keek verbaasd naar de uitgestoken toverstok en ik trok hem snel terug. "Sorry", mompelde ik. Hij knikte en ging naast me zitten, op zo'n halve meter afstand. "Kun je niet slapen?" "Nee ik ben waarschijnlijk te wakker." Ik voelde me schuldig en mompelde voor de tweede keer sorry. Hij wende zijn hoofd in mijn richting en keek me onderzoekend aan, zo ver ik dat kon zien in het donker. Ik vond het niet fijn en staarde naar mijn schoenen.
Het waren oude sneakers, kaal en versleten, toch liepen ze fijn. "Nog geen spijt?" Zonder hem aan te kijken gaf ik antwoordt. "Zou dat moeten dan?" Hij schudde zijn hoofd merkbaar en keek toen ook vooruit. De stilte keerde weer terug en er restte niks dan het huilen van de wind. Toen draaide we tegelijk ons hoofd om en keken elkaar aan. Ik fronste mijn wenkbrauwen en keek vragend. "Ik moet je nog mijn excuses aanbieden." "Hoezo?" Het bleef even stil voordat Harry zijn antwoordt gaf. "Voor die keer in de gang toen ik je zo tegen de muur aan duwde." Ik pijnigde mijn hersens maar kon me niet echt iets herinneren. "Ach geeft niet."
Maar dat doet het wel, dacht hij. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Sep 09, 2006 21:56 |
 |
Het was nog steeds vrij donker al was er een lichte opklaring in het oosten, over een paar uur zou de zon weer aan de hemel staan. Zo lang zouden wij niet wachtten. We ruimden onze spulletjes op, pakten alles in en verdwijnselden toen naar de plek waar we dachten dat het Gruzielement was. Het huis van Orchidea Smid, de vroegere eigenaresse van de beker. Ooit vermoord door haar huiself Hompy.
Het huis stond leeg, nouja, het was niet bewoond. Als ik Harry mocht geloven, wat ik deed, dan stond het vol met spulletjes, elke vierkante centimeter van de kamer die benut kon worden.
Het dorpje waar het huis bij hoorde leek verlaten, alsof iedereen weg was gegaan op de dag dat ze gestorven was. Ik profiteerde van het donker, en ik sloop langzaam langs de oostelijk muur van het huis. Het gebouw was zo'n drie verdiepingen hoog, twee keer zo breed en alle mogelijke ingangen waren dichtgetimmerd. Het zou uren duren voordat we het hele huis hadden doorzocht. Al leek het mij eerder voor de hand liggend dat het ergens verborgen zou zijn. Een geheime kelder bijvoorbeeld.
Harry spiedde om zich heen, hij vertrouwde het niet. Het dorp was te verlaten, te stil. Het was als de rust voor de aanval, ieder moment zou er een groot monster uit de bosjes komen springen en hen in stukken scheuren. Alleen gebeurde dat niet. Ze bereikten veilig het huis en braken in via de achter deur. Er was geen Necroot te zien maar dat stelde hem niet echt gerust.
Het gebouw was net zoals de vorige keer dat hij er 'geweest' was. Vol en kleurrijk. Hoewel het behang was vervaagd en aangeknaagd, kon je zien dat het ooit van Bordeaux fluweel was geweest. Hij liep langzaam verder en belandde in de drukke woonkamer die bekend voorkwam. Bijna alle tafeltjes waren leeg, de planken en kasten ook, waarschijnlijk had de familie alle voorwerpen opgeëist. "Hompy kwam altijd uit die richting", fluisterde hij tegen Nicolas. Hij begon de kamer uit te lopen maar stopte halverwege, de jongen volgde hem niet.
Harry draaide zich om en keek mijn richting uit. Mijn lichaam was verstijfd en mijn ogen flitsten door mijn kassen. Ik kon de woonkamer gewoonweg niet verlaten. Er was hier zoveel te zien en zoveel gebeurd. Ik keek nog een keer rond en maakte me toen los van de vloer. Na een paar stappen bleef ik weer staan en keek Harry veelbetekenend aan. Hij knikte en liep op mij af, hij had het ook gehoord. We keken beide naar de vloer onder mij terwijl ik nog een stap deed. De vloer was hol!
"Zou er wat onderzitten", vroeg ik zachtjes. "Ik denk het wel". Zijn stem klonk twijfelend. Ik zakte op mijn knieën en bewoog mijn hand over de hardhouten vloer. Het hout gleed onder mijn vingers door en ik keek verbaasd op. "Het is nog steeds egaal, na al die jaren." Harry gaf geen antwoord waardoor ik wist dat hij geen verstand had van hard houten vloeren. Het hout dat in het weeshuis lag was ook oud, en dat voelde ook zo. Als je daar met je vingers overheen streek dan had je zo tien splinters in je hand hebben gehad.
Harry zuchtte en keek naar Nicolas die op de grond zat geknield. Hier had hij geen tijd voor, hij verliet het huis liever zo snel mogelijk mèt het Gruzielement. Het jongetje scheen zijn ongeduld te merken en kwam overeind. "Er moet hier ergens een deur naar een kelder zijn." Hij knikte, dat had hij zelf ook al bedacht. "Ga jij die kant langs dan neem ik de rechter kamers." Nicolas knikte en liep richting de keuken. De deur ging langzaam dicht en Harry draaide zich om. Op de een of andere manier voelde hij zich eenzamer dan normaal.
Hij had al vaker dingen alleen gedaan, Krinkel verslaan, ontsnappen van Voldemort en zijn eigen leven redden door de tijdreizer. Toch was het nu anders. Er waren toen altijd mensen om hem heen geweest, mensen om wie hij gaf en die hem hielpen met het verslaan. Nu was hij alleen, al zijn vrienden op zo'n paar honderd kilometer afstand.
De voetstappen van Nicolas stierven weg en een rilling ging door Harry heen. Was de jongen nu echt wel te vertrouwen?
Ik liep schuchter door het huis, wie weet wat er zich aan de andere kant van de muur bevond.
Ik voelde me niet echt op mijn gemak, sluipen was nog een ding maar sluipen door een huis waar zich waarschijnlijk monsters bevonden was iets anders. Ik streek met mijn hand over de muur en drukte mijn voeten op de vloer. Er was niks abnormaals op te merken.
Langzaam liep ik de keuken door, kwam in een zijkamer uit en speurde uiteindelijk de gang af, er was niks te vinden. Na een half uur kwam ik weer in de woonkamer terecht, Harry was er nog niet maar ik wist dat het niet zo lang meer kon duren, het huis was aan beide kanten even lang.
Ik had het fout. Na nog een half uur te hebben gewacht werd ik zenuwachtig, was hij weggegaan ofzo? Ik wist dat het stom was om op zoek te gaan naar hem, de kans dat ik hem zou mislopen was groot maar ik kon hier gewoon niet op hem blijven wachten. Ik liep zijn kant van het huis af en fluisterde in elke kamer; "Harry?" Geen respons. Ik voelde de angst in mij omhoog komen en de concentratie zakte weg. Kom op Nic, je hebt geen plaats afgesproken om op elkaar te wachten misschien zit hij gewoon ergens en denkt hij dat je verdwaald bent. Het klonk niet echt logisch.
Mijn hart sloeg een keer over en ik bleef even stilstaan. Aan het einde van de gang stond een deur open waardoor licht naar binnenkwam. Die kamer was niet dichtgetimmerd! Ik omklemde mijn toverstok extra stevig en kroop tegen de muur aan. Met schuivende passen liep ik op de deur af, mijn stok voorop.
Ik had geluk dat de deur naar buiten openging en de andere kant op, zodat ik niet eerst om de deur heen moest. Ik gluurde om de hoek heen en werd eerst half verblind door het ochtendlicht. Nadat mijn ogen gewent waren kreeg de kamer langzaam zijn normale vorm. In het midden van de kamer stond een houten tafel waarboven een kroonluchter hing, de rest van de kamer was leeg op een grote stenen openhaard in de hoek na. Waar was hij nou?
Ik spitste mijn oren om wat te horen maar het bleef akelig stil. Er was niks te horen. Ik haalde nog een keer adem en deed toen iets wat tegen alle veiligheidsregels in was. "Harry?"
Even bleef het stil en toen klonk er een voetstap.
Harry sloop door het huis en keek speurend om zich heen. Dit huis was heel wat anders dan de grot van de vorige keer. Toch verwachtte hij een soort zelfde ingang, iets met bloedoffers. Hij wist nu wel hoe Voldemort dacht. Men is bang om gewond te raken en jonge tovenaars zijn ongevaarlijk. Hij had het mooi mis.
Harry liep een kleine kamer door, vond niet wat hij zocht en liep toen weer de gang op. Hij had bijna alle ruimtes gehad en begon geïrriteerd te raken. Wat als Nicolas het fout had, wat als het gewoon een valstrik was? Harry schudde boos zijn hoofd, als Perkamentus hem vertrouwde dan kon hij dat ook doen. Na die gedachte stond Harry stil en keek naar wat hem verbaasd had. In de verte was een deur, een deur die er anders uitzag dan de anderen. Eerst snapte Harry niet waarom hij dit had opgemerkt maar toen hij dichterbij kwam wist hij het weer. Er kwam licht onder de deur vandaan, daglicht. Hij sloop er op af en plaatste zijn oor tegen de deur. Hij verwachtte iets maar er was niks. Nog een keer speurde hij om zich heen en trok toen de deur open.
Wat hij zag was alles behalve wat hij had verwacht. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Wo Sep 13, 2006 13:31 |
 |
Six teas and a hollow
"Het is zo leeg hier." Om de zin nog eens extra nadruk te geven werd deze weerkaatst door de grote hal en kwam de echo weer terug naar beneden zetten. Hij liet moedeloos zijn hand zakken en de koffers vielen op de grond. Een arm gleed over zijn schouder en kneep er even in. Hij draaide zijn gezicht om en keek haar aan. Haar ogen stonden verdrietig hoewel ze hoopvol probeerde te kijken. "Zou hij nog leven?"
"Hermelien!" De stem van mevrouw Wemel kaatste door de hal en het meisje draaide zich verschrikt om. "Zo mag je niet denken, het is kerstmis! En als jij dat al doet wat moet Harry dan wel niet doen?" Heel even leek het erop dat ze in een huilbui ging uitbarsten maar ze hield zich in. "U hebt gelijk, ik moet me niet zo aanstellen. Kom Ron." Ze pakte haar koffers weer op en liep samen met Ron de trap op.
Mevrouw Wemel bleef in de hal staan wachten totdat ze uit het zicht waren, om daarna in een snikken uit te barsten. Ze schudde haar hoofd en liep de trap richting de keuken af. "O Harry, waarom ben je nou weggegaan?"
Hermelien plofte op het bed neer en keek stilletjes om zich heen. Het huis van Sirius Zwart was kaler dan ooit en op het moment werd het ook niet meer gebruikt voor vergaderingen van de Orde; het was niet geheim genoeg meer.
Ron was aan de andere kant van het bed gaan zitten en keek even moedeloos om zich heen. Hij snapte best dat zijn beste vriend was weggegaan maar hij wilde het gewoonweg niet snappen. Waarom heb je me niet meegenomen maat, ik had je willen helpen. Zoals altijd. Ron kneep zijn vuist dicht en gromde. Hij kon er niet tegen als hij niet wist waar zijn vrienden waren. Een paar seconden later liet hij zijn vuist weer verslappen, er klonken voetstappen op de gang.
Na enkele seconden ging de deur open en verscheen het gezicht van Ginny om de hoek. Ron glimlachte flauwtjes naar haar waardoor ze begreep dat ze naar binnen mocht komen. Ze liep langs hem heen en ging naast Hermelien zitten die gesmoord huilde. Ron deed de moeite niet meer om haar te troosten, het gebeurde zo vaak de afgelopen tijd.
Ginny daarentegen vertoonde geen enkele emotie. Haar gezicht was door de weken heen bleek geworden en ze had diepe wallen onder haar ogen gekregen maar toch leek het niet of het haar iets aandeed, al wist Ron wel beter. Om de zoveel tijd lag ze 's nachts te huilen, van onmacht, van verdriet. Ook hijzelf toonde niet veel emotie, het zat allemaal gevangen in zijn lijf. Zelfs als hij wilde huilen dan zou hij dat niet kunnen. Ik ben zwak, dacht hij vaak bij zichzelf.
Het was het einde van de kerstvakantie en binnenkort zouden ze weer terug naar Zweinstein gaan. Toch was het niet hetzelfde als vorig jaar, toen Harry er nog was. Het was er leeg en koud, net zoals hier. Een hoop leerlingen zaten thuis, hun ouders bang dat hen wat zou overkomen. Ook zijn moeder had liever niet dat hij naar school zou gaan maar na lang protesteren van hem en Ginny had ze toegestemd. Het was op Zweinstein niet minder veilig dan ergens anders.
"Jongens, ik heb thee!" De stem van mevrouw Wemel schalde door de hal, gevolgd door het gekrijs van mevrouw Zwart. Hij kon zijn moeder nog net wat lelijks horen zeggen en er verscheen een flauwe grimas op zijn gezicht. "Kom,” en hij draaide zich om. Hermelien en Ginny kwamen overeind en liepen achter hem aan. Hij deed de deur voor hen open en knikte even naar Hermelien. Ze glimlachte flauwtjes terug en stapte toen door de deuropening.
Ginny liep als laatste de trap af en staarde naar de twee vrienden. Voor het eerst in lange tijd hadden ze geen ruzie gemaakt, zelfs niet om onbenullige dingen. Soms kon Ron zich bijna niet inhouden of ontplofte Hermelien bijna in de stroom van woorden die ze wel niet wilde zeggen. Toch gaven ze beide op zo'n moment niet toe, want misschien was het wel het laatste wat je tegen elkaar zou zeggen en dat wilde je toch niet?
Ze dacht aan de laatste dag van Harry en haar. De dag voor de bruiloft, toen alles nog rozengeur en maneschijn was. Ze had niet echt iets gemerkt aan Harry, al was zijn gezicht bleker geweest dan normaal. Ze had niet gevraagd wat hem mankeerde, hij was de laatste tijd wel vaker bleek geweest.
Die avond hadden ze met z'n allen buitengezeten, haar moeder had een lichte maaltijd gekookt en de gesprekken van iedereen waren opgewekter geweest dan de laatste tijd. Voor het eerst had ze het gevoel dat men even niet over Jeweetwel dacht. In ieder geval niet hardop. Na het eten hadden Harry en zij nog een wandeling door de tuin gemaakt. Ron was hen tot halverwege gevolgd maar werd toen betrapt door een woedende Hermelien die hem mee terug had gesleurd.
Daarna waren ze voor het eerst alleen, echt alleen. Ze had hem gekust en hij haar ook. Na een paar uur waren ze weer terug gekomen, rozig en al. George en Fred hadden haar nog zitten jennen maar ze had zich er niets van aan getrokken. Ze was gelukkiger dan in een hele tijd.
Hermelien liep stilletjes de trap af en raakte soms Rons schouder aan. Ze zei niks en staarde een beetje bedroefd voor zich uit. Ze wist dat ze zich aanstelde en dat, als Harry haar zo zou zien, ze zich dood zou schamen. Toch kon ze zich niet groothouden, de moed van een tijdje geleden was verdwenen. Binnenkort, na de Kerstvakantie zou ze hem wel terug vinden, maar nu nog even niet.
Ze haalde voor het laatst haar neus op en liep de grote keuken binnen.
Mevrouw Wemel zat aan de grote houten tafel, Tops en Lupos zaten tegenover haar. Ze keken alle drie even op om daarna weer hun blik op het tafelkleed te werpen. Hermelien deed hetzelfde en plaatste haar blik op het groezelige, verkleurde kleed. Zelfs de voorwerpen lijken met hen mee te leven.
"Oké, nu is het genoeg geweest." Ze keken allen verbaasd op, Remus was opgestaan. "Jullie doen net alsof er iemand dood is, maar dat is helemaal niet zo." "Hoe weet je dat nou,” kaatste mevrouw Wemel terug. "Omdat,” vervolgde hij vermoeit, "we het anders wel gehoord hadden. Denk je nou echt dat als Voldemort Harry zou vermoorden wij het niet zouden weten?"
Iedereen knikte instemmend en staarde daarna weer naar het tafelkleed. "Je hebt gelijk Remus,” verzuchtte Tops. "We kunnen niet blijven treuren voor iets wat nog niet gebeurd is." Er viel een pijnlijke stilte en ze keek geschokt op. "Ik,... het spijt me. Ik had het niet zo bedoeld en..." Mevrouw Wemel keek haar even vriendelijk aan. "Dat begrijpen we best."
"Is er nog nieuws van de Orde?" De stem van Ron schalde over de tafel en de stilte keerde terug. "Ron,” siste Hermelien boos terwijl ze hem tegen zijn been aan trapte. "Je weet best hoe ik daar over denk", antwoordde zijn moeder.
"Er is misschien wel wat nieuws,” opperde Lupos, de boze blik van Molly negerend, "we zijn wat dooddoeners op het spoor. Ze hebben zich gevestigd in het noorden van het land. Een dreuzelvrouw heeft aangifte gedaan toen haar man vermoord was. Helaas is het te nog gevaarlijk, we weten te weinig van de situatie en-." "Zo is het wel weer mooi geweest Remus." Mevrouw Wemels gezicht was chagrijnig en rood.
Iedereen dronk zijn thee langzaam op en dacht gespannen na over het net vertelde nieuws. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Sep 16, 2006 19:32 |
 |
...
Harry stapte langzaam verder de kamer in. Deze was kaal en verlicht en zeer verdacht. De ramen waren niet afgerasterd zoals alle anderen en er hingen oude, vergeelde vitrages voor. Het licht viel tussen de klimopstengels door en gaf rare schaduwen op de muur. "Dat heb ik dus zien bewegen,” mompelde hij.
Hij draaide zich een kwartslag waardoor zijn blik bleef steken bij een grote, stenen schouw. Net zoals de oude, eikenhouten tafel in het midden van deze kamer paste hij niet bij de inrichting van de rest van het huis. Harry liep er op af en streek met zijn arm over de schoorsteenmantel die boven zijn ooghoogte lag. Deze voelde vlak en ongehavend aan.
"Het is nog steeds egaal na al die jaren." De zin van Nicolas dwaalde door zijn hoofd en gaf hem de kriebels. Er was hier wat vreemds gaande.
Gelijk draaide hij zich op en keek naar de muur die aan de andere kant van de kamer zat. Deze was groot en kaal. Harry liep er naar toen en klopte er onbedacht zachtjes op. Hij was hol! Hij draaide zich om en stak zijn hoofd om de hoek van de kamer, de eerste twintig meter was er geen deur te bekennen aan deze kant. Er moest hier dus wat zitten.
Met een zucht liet Harry zich tegen de holle muur aanzakken. Hij had overal geklopt, getast en geduwd maar zonder succes. Er was niks gebeurd. Hij had overwogen of hij zijn arm zou opensnijden en wat bloed over de muur zou laten lopen maar had het toch maar niet gedaan. Harry voelde er niets voor om alleen en gewond in een kamer te zitten.
Er gebeurde niks en hij raakte steeds nerveuzer. Er zou toch niks met Nicolas gebeurd zijn? Wat als het toch een valstrik is? Een druppel zweet parelde over zijn gezicht en gaf een vervelende kriebel. Ruw veegde Harry hem weg en beende heen en weer. Misschien kon hij maar beter naar de zitkamer terugkeren. "Baggers", mompelde hij. Waarom hadden ze nou niks afgesproken, dit is vragen om problemen. En het versterkt de band ook niet erg.
Een vaag geluid verstoorde zijn gedachten. Geschrokken sprong hij op en deinsde terug tegen de zijmuur, hij hoorde voetstappen op de gang. En het waren er meer dan een.
Zijn hersenen werkten op volle toeren maar voordat hij ook maar iets zinnigs kon bedenken waren de voetstappen opgehouden. Het laatste wat nog in zijn gedachten opkwam was het bedenken van een spreuk, een goede spreuk. Hij richtte zijn toverstaf op de deur en schuifelde geluidloos naar de hoek, dan was hij nog enigszins beschut. Net toen het hem te lang duurde klonk er een geluid, een stem.
"Harry?" Ik vroeg het nog een keer maar er kwam geen antwoordt. Ik zweerde dat ik net een voetstap had gehoord. Met trillende hand sloop ik nog verder naar de deur en telde tot drie. Een, twee, drie! Met een grote lichtflits sprong ik de kamer in en rolde onder de tafel door. Waardoor ik de rode straal miste. Toen het licht gedimd was zag ik dat er in de rechterhoek van de kamer een jongen in elkaar gedoken zat. Ik kwam rustig op adem terwijl hij overeind veerde. Zijn blik was nog licht geschrokken, de adrenaline pompte zich waarschijnlijk hard door zijn lijf.
"Wil je dat nooit meer doen!" Zijn stem klonk snauwend en ik keek verbaasd op. "Als je gewoon antwoord had gegeven dan had ik dit niet hoeven te doen." Hij knipperde met zijn ogen en keek me een moment aan. Hij vertrouwde me niet. "Heb ik iets misdaan?"
Zijn blik werd zachter en hij leunde tegen de muur aan. "Nee, maar ik hoorde meerdere voetstappen." Ik fronste mijn voorhoofd en probeerde het geluid te voorschijn te halen. "O ja dat klopt, de hal echoot een beetje. Sorry, zullen we de volgende keer maar betere afspraken maken?" Hij knikte en ik draaide me weer om, we konden beter ergens anders gaan zoeken.
Midden in de deuropening bleef ik staan, Harry kwam niet achter me aan. Ik draaide mijn hoofd en keek hem vragend aan.
"Die muur is hol." Meer hoefde hij niet te zeggen. Nicolas draaide zich weer om en kwam naast Harry staan. Vakkundig klopte hij op de muur om vervolgens hetzelfde als hij te merken. De muur was hol. "Wat denk je", vroeg hij. "Ik weet niet,” mompelde Harry, “er is in ieder geval geen draaideur of zoiets, anders had ik dat wel al gemerkt. Misschien moeten we wat bloed proberen." Het gezicht van Nicolas vertrok maar het leek eerder van afkeuring dan van afschuw. "Wat?"
"Ik weet niet", mompelde Nicolas, "ik heb het gevoel dat het hier iets anders is. Ik bedoel, in zo'n grot komt niet echt een bloedend persoon maar hier in huis... En dan deze rare ingerichte kamer. Misschien is er wel ergens een verborgen tip, het moet in ieder geval moeilijk te vinden zijn." Harry knikte. Er was inderdaad iets mis met de inrichting.
Ik streek met mijn vinger over het behang en begon het in verveling eraf te trekken.
We zaten nu al langer in het huis dan we ooit gewild hadden. Buiten begon de zon te zakken; het was al na drieën. Harry zat rusteloos op de tafel en schoof zijn hand er over heen. Het maakte een akelig geluid omdat de tafel niet gelakt was. Ik kreeg er kippenvel van maar negeerde het. Misschien was ik wel iets op het spoor. Het gewrijf hield op toen Harry het gescheur van behang scheen te horen. "Wat ben je aan het doen?" Ik negeerde zijn antwoord en tastte verder. "Vreemd." "Nicolas?"
Ik draaide me tot hem en wenkte. "Wat is er vreemd", zijn adem blies zachtjes in mijn nek. Ik ging met mijn hand over de muur en mompelde; "Dit. Overal zit het behang stijf vast geplakt maar hier in het midden van de zijmuur zit het los, en niet zo'n beetje ook." Harry stak zijn hand uit en pakte het stukje behang vast. Met een korte ruk ritste hij het van de muur af. "Krijg nou wat."
Ik keek naar de kale, betonnen muur die opeens niet meer kaal was, hij zat vol met vage tekens. Tekens die ik niet kende. Ze waren scheef en langgerekt, met grote krullen en lange uithalen. Soms stonden er strepen door of kleine tekeningetjes tussen. Er was in ieder geval geen touw aan vast te knopen. "Snap jij dit?" Het bleef verdacht stil en ik boog mijn hoofd opzij. Harry staarde gebiologeerd naar de muur.
Hij kwam overeind maar bleef naar de tekens staren. Met een onharryachtige stem zei hij; "Ik denk dat ik weet wat dit voor een taal is." "Kun je het dan lezen?" Hij knikte. Ik deed een stap achteruit en keek hem verrast aan toen hij met een onverstaanbaar gesis begon te praten.
Toen hij klaar was gebeurde er niks. Toch vond ik het fantastisch. "Ik wist niet dat jij een sisseltong bent!" Hij draaide zich naar mij toe met een verbouwereerd gezicht. "Ik ben er niet echt trots op." "Waarom niet, het is toch goed als je wat talen kent?" Harry wilde nog antwoord geven maar op dat moment begon de grond te trillen en we renden beide naar de deur.
De hele kamer kreunde en steunde, hij leek bijna uit zijn voegen te barsten. De grond wiebelde van links naar rechts terwijl het plafond de andere kant op bewoog. "Je hebt het toch wel goed opgelezen", riep ik boven het kabaal uit. Hij knikte heftig met zijn hoofd, alsof de gebaren ook verstoord werden door het geluid.
Harry wist wel zeker dat hij het goede op had gelezen, het was echt een tekst voor Voldemort geweest. Hij staarde naar de vloerbedekking die tot zijn grote verbazing niet vies werd en weer langzaam tot stilstand kwam. Ook de muren leken weer tot rust te komen, al was er een verandering in de linker muur. De schouw was opzij geschoven en er was een deur onder de schoorsteen verschenen. Langzaam stapten ze de kamer weer binnen. Harry kon zich niet meer inhouden en keek Nicolas aan. "Waarom is de rechtermuur hol als de opening in de linkermuur zit?" Het gezicht van Nicolas trok strak samen terwijl zijn ogen even dichtgingen. "Omdat,” hij opende zijn ogen weer, "die deur de doorgang niet is. Het is alleen een valstrik." |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Sep 19, 2006 17:37 |
 |
Potterfreaky en Prinses Lilian bedankt voor jullie reactie in het reactietopic. MyGodIsFrusciante bedankt voor zijn pb en Stephni bedankt voor haar pb en het beantwoorden van de vragen.
*
A long darkness
"We moeten hier weg,” zei hij met een harde en kille stem. De man keek verveeld om zich heen en gebaarde naar ons, we moesten opschieten. "Waarom?" Hij wist het antwoordt eigenlijk al maar wilde het van Sneep horen. De man draaide zich om en keek Draco boos aan. "Omdat ik dat zeg." De kous was daarmee af maar zo gemakkelijk liet hij Sneep er niet van af komen. "Ik zit niet meer op school, als je dat maar weet", sneerde hij.
Sneep trok een wenkbrauw op en pakte Draco beet bij zijn arm. "Als ik zeg dat we weg moeten dan moeten we weg. Vragen stel je later maar." Sneep duwde hem van zich af en liep door alsof er niets gebeurd was. Draco daarentegen wreef over zijn pijnlijke arm, maakte een lelijk gebaar met zijn hand en begon toen met het pakken van zijn spullen. Op dit moment had hij geen zin om alleen achter te blijven. Ze waren ontdekt.
Hij sjouwde zijn rugzak achter zich aan en liep richting het bos. Ze hadden zich op gesplitst in paren van twee, hij liep samen met een dunne, magere man die zich 'de snijder' noemde. Draco mocht hem niet, al was het alleen al door die naam. Hij trok zijn zwarte mantel dicht om verdere rillingen te voorkomen. De man strompelde voor hem uit, hij had een grote wond op zijn been zitten die nooit helemaal was genezen. Misschien had hij zichzelf wel gesneden. Draco trok een grimas en liep snel verder. Hij moest hier weg.
Ze waren ontdekt door het ministerie of door de Orde en het dichtstbijzijnde punt om te kunnen verdwijnselen was een paar kilometer verder op. Wel zo veilig maar o zo verschrikkelijk als je je snel uit de voeten wilde maken. De snijder hijgde zachtjes toen hij het tempo verhoogde maar toch ging Draco niet langzamer lopen, het laatste dat hij wilde was worden opgepakt en naast zijn vader te komen zitten. In Azkaban! Zonder dat hij het wilde kroop er een nieuwe rilling door zijn lijf. Ooit had hij Potter geplaagd met zijn dementorvrees, maar nu had hij er zelf last van. Vreemd hoe de geschiedenis zich herhaalde.
Hij schudde zijn hoofd en keek strak vooruit. Draco had geen tijd om oude koeien uit de sloot te halen, als je afdwaalde tijdens gevaarlijke tijden dan kon je vroeg omkomen. Zeventien is veel te jong om dood te gaan. Onbewust dacht hij aan Nicolas, die bijna al drie keer dood was gegaan nog voor zijn twaalfde verjaardag. Nicolas. Draco vroeg zich af waar die jongen zich nu zou bevinden. Op Zweinstein waarschijnlijk, veilig en wel.
Een hand pakte zijn arm ruw vast en Draco greep zijn staf uit zijn zak. Een andere arm omsloot zijn pols maar verslapte langzaam. Het was de snijder maar. De man gebaarde dat hij stil moest zijn en wees toen naar beneden. Draco speurde de grond af maar kon niks ontdekken. Pas na een paar seconde besefte hij dat ze op het punt waren aangekomen. Hij knikte naar de man en verdwijnselde toen. Vlak daarna klonk er een tweede plof.
"Hoe bedoel je dat?" Harry had een paar passen de kamer in gedaan en bekeek de schouw aandachtig. Dit was zeker met magie gedaan, er waren geen schanieren te bekennen. Het bleef stil en hij draaide zich om; Nicolas was verdwenen. Hij veerde overeind, greep zijn toverstok beet en sloop naar de deur. Toen Harry zijn hoofd om de hoek stak fronste zijn wenkbrauwen. Nicolas stond midden in de gang, zijn hoofd gericht op een plek die Harry niet kon zien.
"Nicolas? Wat is daar?" Het jongetje bleef staan en tilde langzaam zijn hand omhoog. Als een driejarige wees hij op een rechthoekig gat in de muur. Harry deed een paar stappen en bleef toen ook staan. Achter het gat was een wenteltrap te zien, verlicht door een paar gehavende toortsen.
"Die deur was er net niet", fluisterde hij. Nicolas knikte en mompelde; "Ik denk dat dit de ingang is en die andere deur de uitgang. Maar als we daar naar binnen gaan dan loopt het niet goed af." Harry kreeg kippenvel. Nicolas zijn stem had akelig serieus geklonken.
We stonden met z'n tweeën langs elkaar, te twijfelen wie er als eerste de trap af zou dalen. Uiteindelijk stapte Harry naar voren en zette zijn voet op de eerste trede. Er gebeurde niks en hij draaide zich om. We openden beide onze mond en sloten hem daarna weer. "Zeg jij maar eerst,” mompelde ik. Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. De eer was aan mij. Ik haalde diep adem en keek hem aan. "Voordat we daar naar beneden gaan wil ik vragen of je mij in alle tijden wil vertrouwen, want als daar beneden iets rond sluipt, wat vast zo zal zijn, dan moeten we kunnen samen werken zonder afspraken." Ik stak mijn hand uit en bad dat Harry hem aanpakte.
Hij glimlachte en pakte de hand van Nicolas vast. Dat was nou precies wat hij wilde voorstellen. Harry draaide zich al weer om maar bedacht zich toen iets. "Nicolas?" "Ja?" "Je hoeft geen antwoordt te geven maar,” hij aarzelde, "ben jij een weerwolf?" Er klonk een doodse stilte en hij begon zich zenuwachtig te voelen. Toen klonk er een kort nee. Al kon Harry de waarom al horen. "Oké."
De wenteltrap was lang, oud, slecht belicht maar bovenal vochtig. Er waren geen leuningen, dus moesten we goed uitkijken waar we onze voeten plaatsten. Om de zoveel meter greep ik me wanhopig aan de wanden vast, mijn nagels krassend over de gladde stenen. Op die momenten hield ik mijn adem in, bang om naar beneden te glibberen en Harry mee te nemen in mijn val. Niet dat het veel hielp, de muren waren zo mogelijk nog gladder dan de treden.
Om de zoveel meter bleef Harry stil staan, wachtend totdat ik hem had in gehaald. Ergens schaamde ik me, hij had allang beneden kunnen zijn als ik hem niet had opgehouden. Iets zei me dat hij dit al vaker had gedaan.
Harry wachtte geduldig totdat Nicolas weer in zicht kwam. De fakkels verlichten maar zo’n drie treden maar toch had hij liever gehad dat er helemaal geen fakkels waren. De treden zaten vol gaten en diepe groeven en waren bedekt met mos. Er ging een rilling door hem heen die niets met de kou te maken had.
Twee paar voeten kwamen tevoorschijn uit het donker, gevolgd door de rest van het lichaam. Nicolas keek een beetje onwennig en onzeker om zich heen. “Je hebt toch geen last van claustrofobie hè,” vroeg Harry bezorgt. Nic bleef stil staan en keek langs hem heen. Hij schudde zijn hoofd en haalde langzaam adem. Er was duidelijk iets aan de hand maar het zag er niet naar uit dat hij ook maar iets aan Harry zou vertellen. Hij haalde zijn schouders op en begon verder met afdalen, hopend dat de trap bijna aan zijn einde was gekomen.
Ik zag hem wel kijken maar ik kon hem niets zeggen, het was voor mezelf ook niet echt duidelijk. Ik had het beklemmende gevoel dat ik hier al een keer eerder was geweest, of ergens wat heel veel op hier leek. Ik streek met mijn vingers over de vochtige muren waardoor het groene mos onder mijn nagels bleef zitten. Ik staarde er doelloos na; hoe hard ik ook nadacht mijn geheugen bleef gesloten. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Sep 23, 2006 21:04 |
 |
...
Met een sacherijnige blik liep ik weer verder totdat ik tegen iets zachts op botste. Harry. Hij draaide zich om en keek me opgelucht aan. Verbaasd keek ik om me heen en snapte toen zijn blik. We waren in een gang terecht gekomen.
De gang was kaarsrecht, even breed als dat hij hoog was en net zo ‘goed’ verlicht als de trap. Pas later merkten we dat er ook kleine zijingangen inzaten. Ik liep er snel voorbij, bang dat er iets uit zou schieten. Harry leek iets minder schichtig maar zeker niet op zijn gemak. Na een tijdje sloeg hij de onzichtbaarheidsmantel om zich heen waardoor alleen zijn gezicht en voeten te zien waren. Ik glimlachte lichtjes naar hem en hij lachte terug, wetend dat het een gek gezicht was.
En toen kwamen we bij de t-splitsing. De gangen waren even donker, liepen allebei rechtdoor en roken allebei even muf. Het beklemmende gevoel van toe straks kwam bij me terug en ik voelde hoe een rilling over mijn ruggenwervel heen gleed.
Harry draaide zich om en keek Nicolas aan. Het jongetje was bedekt door een halve schaduw zodat zijn gezicht er haast spookachtig uitzag. Nicolas had zijn toverstaf stevig beet en keek hem vragend aan. “Ik heb geen idee waar we heen moeten,” mompelde Harry. Hij draaide zich weer om en bekeek de gangen nog eens goed.
De gangen waren identiek aan elkaar, qua breedte, grote en uiterlijk. Toch voelde hij zich meer aangetrokken tot de linkergang en deed een paar passen die richting uit. Nicolas volgde hem niet. “Is er wat”, vroeg hij terwijl hij zich half omdraaide. Het jongetje stond nu helemaal in de schaduw zodat zijn gezichtsuitdrukking niet meer te lezen was. De blonde haren schudden heen en weer. “Nee, er is niets… loop maar.” De stem veroorzaakte kippenvel op zijn huid en met een vreemd gevoel begon hij te lopen.
Na een meter of vijfhonderd bleef hij weer staan door een vreemd geluid wat hij had gehoord. Het was zacht en sissend en even kon hij het niet thuis brengen. Toen hij het weer hoorde besefte Harry dat het Nicolas was die wat tegen hem had gefluisterd. Opgelucht draaide hij zich om en bescheen hem met het zwakke licht van zijn toverstaf. “Wat is-“ Verder kwam hij niet, het gezicht van Nicolas sprak boekdelen.
“We zijn niet langer alleen.” De stem was zacht en hard tegelijk. Hij wilde zijn mond weer openen maar Nicolas gebaarde hem om stil te zijn. Voor een minuut of twee bleef het stil maar toen klonk een zacht schuivend geluid. Er sloop iets over de vloer!
Hij draaide zich om en concentreerde zich op de oorsprong van het geluid. “Het komt van achteren”, siste Nicolas hem in het oor, “we hebben de verkeerde gang gekozen.” Hij knikte, draaide zich om en begon te rennen.
Na een paar minuten bleef ik hijgend staan, het geluid was verdwenen maar mijn angst niet. Bang keek ik om me heen, Harry’s gehijg was verdwenen. Ik kwam overeind en spiedde om me heen. De gang was te donker om wat te kunnen zien maar ik durfde mijn toverstok niet te gebruiken bang dat het ding me zou detecteren. Mezelf kalmerend begon ik weer te lopen. Harry kon niet ver weg zijn, hij liep net nog naast me. Ik greep mijn stok wat steviger vast en ging sneller lopen. “Harry?”
Na een paar meter bleef ik stil staan. Ik kon Harry zien, voor het eerst in zo’n twintig minuten. Hij werd verlicht door een lichtstraal uit de verte, aan het einde van de gang. Ik ging naast hem lopen terwijl onze tred zich versnelde, benieuwd naar wat er aan het einde zou zijn.
Het was prachtig. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en werd verblind door het binnenkomende zonlicht. “Waar zijn we in vredesnaam,” Harry’s stem bracht me terug naar de werkelijkheid en nieuwsgierig keek ik om me heen.
We waren terecht gekomen in een soort grote, ronde, stenen hal. Waarschijnlijk had hij een doorsnede van dertig meter, al kon het ook veel groter zijn. De grond was bedekt met grote rotsen maar in het midden van de hal stond een enorme, rotsachtige pilaar die naar het zonlicht reikte. De afstand die we via de wenteltrap naar beneden hadden afgelegd was nu duidelijk te zien. De zuil moest meer dan veertig meter hoog zijn.
Ik wilde mijn blik ergens anders op plaatsen maar een glinstering trok mijn aandacht. Kleine lichtstraaltjes werden vanaf de top van de pilaar weerkaatst tegen de zijkanten. Er stond iets daarboven.
Harry had het ook gezien want hij keek me verrast aan. Ik glimlachte, we hadden ons Gruzielement gevonden. Het enige wat we nu nog moesten doen was een manier vinden om hem daar vandaan te krijgen.
“Ik neem aan dat we niet kunnen verdwijnselen?” Harry schudde zijn hoofd. “Er is maar een manier. We zullen moeten klimmen.” Ik glimlachte opnieuw maar nu met een speelse trek rond mijn mond. “Wat?” Harry keek me onderzoekend aan. “Jij zult moeten klimmen maar ik kan ook nog op een andere manier gaan,” hij trok een wenkbrauw op en ik besloot hem niet langer te plagen, “ik kan ook vliegen.”
Hij keek verbaasd naar Nicolas al was die verbazing snel over; na Hermelien was hij aan een heleboel gewend geraakt. Hij knikte en keek toen weer omhoog. Als Nicolas kon vliegen dan was het net zo gemakkelijk voor hem om alleen te gaan, dat zou een stuk korter duren. Nicolas zelf scheen te weten wat hij dacht en gaf een korte knik.
“Maar," vervolgde hij, “als daarboven een of andere proef is dan moet je wachten totdat ik er ben oké?” Het jongetje glimlachte naar hem en draaide zich toen om, om de rots beter te bekijken. Na een minuut of twee sloot hij zijn ogen en zwaaide met zijn toverstok. Er volgde een korte blauwe flits en langzaam begon hij omhoog te zweven.
Harry keek hem na en berekende snel hoe lang het zou duren voordat Nicolas boven was. Een minuut en dertig seconden. Onbewust begon hij te tellen totdat hij gewekt werd door zijn onderbewustzijn. Met een bange blik draaide hij zich om en keek naar de gang waar ze zojuist uit waren gekomen.
Een angstaanjagend geschuif kwam zijn richting op. En het kwam niet alleen uit die gang. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Sep 26, 2006 16:48 |
 |
The split-up
Harry greep haast automatisch naar zijn zak en griste zijn toverstok te voorschijn. Hij sloop naar achteren, dook achter een paar kleinere rotsen en trok zijn onzichtbaarheidsmantel verder om zich heen. Het schuivende geluid werd sterker en hij wierp een spiedende blik naar boven. Nicolas was nog steeds aan het stijgen en leek zich nergens bewust van te zijn.
Een gegrom verstoorde Harry’s denken en langzaam draaide hij zijn gezicht richting het geluid, hij had dit geluid inderdaad eerder gehoord, bijna zes jaar geleden. Ergens in de meisjestoiletten. Het probleem was dat dit monster veel groter was, en hij, was dit keer in zijn eentje.
De trol keek dommig om zich heen terwijl hij zijn logge lichaam het zonlicht in werkte. Een grote houten knots met ijzeren punten sleepte achter hem aan en veroorzaakte een akelig schuivend geluid. Voorzichtig boog Harry zijn hoofd, achter hem klonk precies hetzelfde schuivende geluid.
Er klonk een zacht gegrom en de trollen maakten oogcontact. De waterig oogjes scherpten zich en ontspanden toen, er was geen gevaar. Het viel Harry op dat de trollen er nogal bleek uitzagen, ze deden hem denken aan de Necroten. Al wist hij bijna zeker dat ze niet bang voor vuur zouden zijn, Voldemort zou wel een moorddadiger monster hebben verzonnen.
Harry werd uit zijn gedachten opgeschrikt toen een van de trollen een soort aanvalskreet schreeuwde. Even leek hij Harry opgemerkt te hebben maar dat was niet zo, hij had Nicolas opgemerkt.
Terwijl Nicolas verder omhoog zweefde greep de trol zijn knots steviger vast en begon draaiende bewegingen te maken. Met een grote boog smeet hij de knots richting het jongetje die nog steeds zijn ogen dicht had. Harry staarde met angstogen naar boven en greep zijn toverstaf steviger vast. De knots vloog op Nicolas af en miste hem op enkele centimeters na. Wel zorgde het ervoor dat Nicolas zijn ogen open deed en naar beneden begon te vallen.
Een groot voorwerp vloog langs mijn hoofd en zorgde ervoor dat mijn concentratie verdween. Ik opende angstig mijn ogen en probeerde me aan de rots vast te grijpen. De oppervlakte schaafde mijn handen kapot en zorgde ervoor dat een bijtende pijn door mijn lichaam spoelde. Na een paar meter had ik genoeg houvast om me stevig vast te grijpen; op dertig meter boven te grond bleef mijn lichaam hangen. Angstig draaide ik mijn hoofd om, beneden stonden twee grote trollen me aandachtig te bekijken.
“Harry?” Mijn stem klonk benauwd en hol. Het bleef stil waardoor mijn hart extra snel begon te kloppen. Mijn handen begonnen te steken en ik probeerde met mijn voeten op de muur te krabbelen. Ergens bij mijn scheenbeen stak een stuk rots uit en wanhopig zette ik mijn voet erop. Hij was stevig genoeg om erop te staan.
“Pas op!” Harry’s stem kaatste door de lucht en verschrikt slingerde ik naar links. Mijn handen sneden verder open maar dat kon me niets schelen. Op de plaats waar ik net had gestaan was een kleine rots tegen de muur geknald. Verschillende brokken steen braken af en vielen naar beneden. Ik verbeterde mijn houvast en begon wanhopig omhoog te klimmen, de rots had aan deze zijde meer uitsteeksels.
Harry dook ineen toen kleine rotsstukken, gruis en stof op hem neerdaalde, hij sloot zijn ogen en schudde automatisch zijn haren uit, al was hij bedekt met de mantel. Snel deed hij zijn ogen weer open en zag dat de trollen hun gegooi gestaakt hadden. Ze keken dommig om zich heen, niet kunnen begrijpen waar de plotselinge schreeuw vandaan was gekomen. Al wist Harry, dat als ze iets dichterbij zouden komen, hem konden ruiken.
Gelukkig, voor hem dan, brak er een stuk rots onder de voeten van Nicolas af, waardoor de aandacht van de trollen weer richting hem werd getrokken. Het jongetje bungelde vervaarlijk maar wist zijn houvast weer te vinden en begon snel verder te klimmen naar de top. De kleinste trol kwijlde van ongeduld en tilde de dichtstbijzijnde rots op. De andere bekeek hem aandachtig en klapte toen vrolijk in zijn handen, alsof hij hem wilde aanmoedigen.
Je moedigt inderdaad iemand aan, dacht Harry sarcastisch, al is het niet diegene voor wie het eigenlijk bedoeld is. Hij richtte zijn staf op een groot stuk rots en sprak de spreuk, die Ron in het eerste jaar gebruikte, zonder woorden uit. Met een flinke zwieper mikte hij het rotsblok op de trol en liet het ding tegen zijn hoofd aanvliegen.
Er klonk een misselijkmakend geluid, als een mengeling van brekende takjes hout, het instorten van een glazen raam en het fijnstampen van harde plantenstengels bij Toverdranken. Harry trok zijn neus op, het aanzicht was verreweg van smakelijk; de trol lag op de grond terwijl er een groene derrie uit zijn nogal platuitziende hoofd stroomde. Het andere wezen stond er verbouwereerd bij, prikte met zijn knots in het geplette hoofd zijn broeder en hief toen grommend zijn wapen op. Zijn ogen priemend in Harry’s richting. Hij was ontdekt.
Ik had geen idee wat er zich beneden allemaal afspeelde maar dat kon me ook niets meer schelen, aangezien het wie-kan-Nicolas-als-eerste-uit-de-lucht-smijten was opgehouden. Stroef bewoog ik me voort, centimeter voor centimeter dichter naar de top werkend, terwijl mijn handen steeds meer begonnen te trillen van de inspanning.
Ik was geen geboren berggeit, had er nooit mijn zinnen op gezet om er een te worden en had er op dit moment absoluut de conditie niet voor. Toch moest ik verder omhoog klimmen omdat daar iets lag wat we nodig hadden. Tenminste, dacht ik geschrokken, we denken dat daar iets ligt wat we nodig hebben.
Wat als het Gruzielement er niet ligt maar er daarboven iets veel erger zit? Hard slikte ik de prop door en duwde mijn hand omhoog, blij dat het opeens een horizontaal oppervlak onder zich had. Met vernieuwde krachten schoof ik mijn lichaam omhoog en rolde uitgeput op de vlakke cirkel.
Na een tijdje opende ik mijn ogen en keek omhoog, om ze daarna weer dicht te knijpen. Het zonlicht was te fel om direct in te kijken, mijn ogen waren te veel aan het duister gewend geraakt. Snel rolde ik om, dekte mijn ogen met een geopende hand af en keek om me heen.
Het platform was niet groot, hooguit vijf meter doorsnede en er viel niet veel te zien. Behalve een stenen ophopinkje in het midden, waar een zilveren kist opstond. De kist was niet groot, maar groot genoeg om er iets in te bewaren, misschien een zekere beker? Nieuwsgierig liep ik er op af en begon er rondjes om heen te lopen. Het voorwerp bleek verschillende uitsteeksels te hebben, zes zijden en geen duidelijke onder of bovenkant. Aarzelend reikte ik mijn hand naar het ding uit maar stopte halverwege, bang dat er zware spreuken over uit waren gesproken.
Nee, in plaats van het kistje op te pakken keek ik omhoog en verstijfde toen ik zag wat er boven me was. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Sep 30, 2006 11:27 |
 |
...
Even leek het uitzicht me te bedwelmen maar toen kreeg ik mijn verbijstering onder controle. Toch knipperde ik verschillende malen met mijn ogen om er zeker van te zijn dat ze mij niet bedrogen, zoals ze wel eens vaker deden. Maar deze keer lieten ze me niet in de steek. Boven mijn hoofd hing een dikke, haast goudkleurige nevel en ik wist, dat als ik op het ophopinkje zou klimmen en omhoog zou springen, ik het kon aanraken.
Dit soort mist was een soort verdwijnpoort, zoals ik ergens gelezen had en als je er aan de ene kant instapte dan kwam je aan de andere kant eruit. En de andere kant, zoals het op dit moment eruit zag was de lege kamer met de grote schouw. Als we daar naar binnen waren gegaan dan hadden we nu niet in deze situatie gezeten, ging het door mij heen. Dan was ik niet opengehaald en geschaafd en dan was Harry niet…
Mijn ogen werden groot en snel rende ik naar de rand om te zien wat Harry’s situatie was.
De situatie van Harry was niet zo goed en dat was nog zwak uitgedrukt. Hoewel ik hem niet kon zien door zijn onzichtbaarheidsmantel leek de richting waarin de trol liep genoeg te vertellen. Harry zat achter een paar rotsen verstopt en zou daar snel vanachter vandaan moeten komen wilde hij niet in de val lopen. Het liefst wilde ik hard schreeuwen, gevaarlijke spreuken op de trol afvuren maar een laag gegrom aan de andere kant van de berg liet me verstijven.
Ik wentelde om mijn as, verstevigde de greep rond mijn toverstok en keek ongelovig naar de net nog dood uitziende trol. Het wezen had zijn handen onder zijn schouders weten te werken en duwde zijn logge lichaam omhoog. Zijn hoofd was nog steeds geplet, maar de groene stroom van smurrie was opgehouden met sijpelen en het levenloze lichaam zag er weer levend uit.
“Harry! Hij leeft weer.” De zin klonk nep en waardeloos.
Harry’s blik verstijfde toen hij hoorde wat Nicolas hem toeschreeuwde, al had hij liever gehad dat de jongen zijn mond had gehouden. Een trol was al erg genoeg, vooral als hij onsterfelijk blijkt te zijn. Terwijl er wat zweet over zijn rug heen parelde deinsde Harry verder achteruit, zijn toverstaf voor zich uitgestoken. Hij moest hier weg, en wel zo snel mogelijk.
In zijn haast struikelde hij over een paar stenen heen en landde met zijn hele lichaam hard op de grond neer. Zijn stok schoot uit zijn hand en rolde enkele meters bij hem vandaan. De trol gromde laag en hard en sloeg toen met zijn knots op de grond, waarschijnlijk voelde hij zich bedreigd of bespot.
Harry krabbelde overeind en slikte, dit kon maar een ding betekenen; zijn mantel was van hem afgegleden. Snel sprong hij op zijn voeten en richtte zijn stok weer op de trol, die enkele meters dichterbij was geslopen.
Vanaf de linkerkant van de pilaar klonk ook wat gebrul en het verbrijzelen van kiezelstenen onder de grote lompe voeten. Harry liep verder naar achteren en keek om zich heen, op een paar meter afstand was een diepe gang, eentje die er hetzelfde uitzag als degene waardoor ze naar binnen waren gekomen. Misschien was het ook wel dezelfde, maar misschien liep hij ook wel dood.
“Sectumsempra,” gilde Harry, terwijl hij de vloek op de trol afschoot. Hij haatte het om deze te gebruiken sinds het incident van vorig jaar maar waarschijnlijk was de vloek toch waardeloos.
De trol brulde het uit van woede toen zijn hele lichaam werd opengereten door onzichtbare messen. Het groene spul vloog in de rondte en stroomde van zijn lijf af terwijl hij woest met de knots om zich heen maaide, niet begrijpend dat hij betoverd was.
Ik wist dat dit mijn moment was, zakte door mijn knieën en kroop naar de rand toe. “Harry!” Mijn stem echode door het gebouw heen en leek de trollen voor een moment stil te krijgen. De wezens waren niet slimmer geworden in de tussentijd en hadden enkele momenten nodig om te begrijpen dat er nog steeds iemand op de pilaar zat.
Harry greep deze kans. Hij rende terug naar zijn vaders mantel en sloeg deze om zijn lijf, zijn capuchon nog even aflatend. Daarna draaide hij zich om en liep op de grote, donkere opening af. “Harry wacht! De uitgang is hier!” Harry aarzelde en draaide zich om naar het schreeuwende geluid.
Nicolas’ gezicht was te ver weg om er emoties van te zien maar de jongen was blijkbaar erg geschokt door zijn plotselinge ‘vertrek’. Hij fronste zijn wenkbrauwen, wat bedoelde hij met dat de uitgang daarboven was. Maar voordat hij zich op het plafond kon concentreren klonk er weer een diep gegrom. De trollen hadden blijkbaar lang genoeg gewacht en wilden eten.
“Harry!” Mijn stem sloeg haast over toen ik zag dat hij verder achteruit liep. “Harry, het Gruzielement is hierboven en de uitgang ook!” Het scheen niet te helpen want de zwartharige jongen smolt nu samen met de schaduwen. “HARRY! Wacht!”
“Crucio!” Het woord was over mijn lippen heen gevloeid zonder dat ik er erg in had, zonder dat ik het wilde zeggen. Voor de zoveelste keer had ik iets gedaan zonder dat ik het wilde. Mijn gedachten werden woest verstoord toen de trol onder me dierlijke geluiden uit begon te slaan. Hij schudde zijn machinaal heen en weer, zijn mond wijd opengesperd om er de verschrikkelijkste tonen uit te laten komen, waardoor ik me op me knieën neerworp en mijn vingers in mijn oren stopte.
Het geluid stopte gelijk daarna, aangezien ik mijn toverstok op het platform had laten vallen. Vervolgens klonk er een zware dreun toen de trol zich op de grond wierp en over zijn lijf heen begon te krabben. De spreuk had hem niet verwond, integendeel, het magische wezen was alleen maar kwader geworden en al snel krabbelde hij weer overeind.
Nog even zag ik Harry’s schaduw door het lichte gedeelte van de grot sluipen, maar daarna verdween hij echt. Hij had me niet vertrouwd. De schok kwam harder aan dan ik gedacht had. “Harry, je had het beloofd!” Mijn gezicht vertrok van haat maar ook van pijn toen ik besefte dat de trollen achter hem aanliepen, de donkere grot in. Hij had ze weggeleid van mij, van het Gruzielement en van onze uitgang. Alleen bleef er een probleem over, ik had geen idee wat ik met het kistje moest doen.
Verslagen stond ik op en draaide me om en liep onzeker op het matzilveren voorwerp af. Deze keer reikte ik mijn hand wel uit en streelde langzaam over de stenen ophoping, mijn vingers steeds verder omhoog glijdend. Vlak voordat mijn tippen het materiaal aanraakte maakte een hard geluid mij gewaar van de rest van de wereld. “O nee,” mompelde ik verschrikt.
Het geluid van de klap werd langzaam maar zeker zachter; de trollen hadden gedaan wat ik verwacht had. Het pletten van Harry Potter. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Okt 03, 2006 18:15 |
 |
Power of two
De donkere ruimte was koud en kil en belemmerde het meeste van zijn zicht. Hij had nooit veel van donkere ruimtes gehouden en deze keer was zeker geen uitzondering. “Waarom zijn we ook al weer hier, Severus?” De donkerharige man draaide zich woest om en kwam voor hem staan. Draco wist dit door de gejaagde ademhaling die hij hoorde, niet omdat hij Sneep voor zich zag staan, daarvoor was het te donker.
“Zit er soms alleen maar zaagsel in dat hol daarboven, Draco,” beet de man hem toe. Draco zond hem een hatelijke blik toe maar Sneep scheen niets op te merken. “Voor de zoveelste keer, we hebben een schuilplaats nodig om onze plannen te beramen, zonder dat de Schouwers ons vinden.” Draco zuchtte hard en bekijk de omlijningen van de man waar hij eens tegen op keek, die eens groter dan hem was geweest. Nu waren ze even lang, al voelde hij zich nog steeds een klein jongetje, bang voor wat er zou gebeuren.
Sneep leek zijn angsten door zijn sterke, magische schild heen op te vangen en maakte een afkeurend geluid. “Ga weg,” mompelde Draco. Hij had tijd en rust nodig om zich ellendig te voelen, tijd om over alles na te denken wat hij in zijn leven had gedaan en die tijd kreeg hij hier absoluut niet. Onverwachts voelde hij een hand op zijn schouder en versteef op zijn plek. Sneeps adem kwam dichterbij, ging rakelings langs zijn gezicht en fluisterde toen wat in zijn oor.
“Ik weet hoe je, je voelt Draco, maar er is nu geen weg meer terug. Als dit alles voorbij is heb je tijd om te herdenken en te vergeten.” Draco stootte een zachte, blafachtige lach uit. “Vertel me dan, oude sul, wanneer dit alles voorbij is. Want ik denk niet dat ik het einde zal meemaken en ik weet zeker dat als ik dat meemaak, niemand mij zal herdenken.
Nee! Ik weet zeker dat ze me het liefst ter plekke wurgen, op me spugen en blij zijn dat het ras van de Malfidussen eindelijk is verdwenen van deze aardbol.”
Draco grinnikte nog een keer en speurde in het donker naar de ogen van zijn vroegere leraar. “Je hebt geen idee hoe ik me voel, geen idee hoe verraden ik me voel, hoe godverlaten alleen!” Zijn gefluister werd steeds harder en razender. Het kostte veel moeite om dit te zeggen, veel pijn om zijn gevoelens bloot te leggen aan iemand die hij niet vertrouwde maar het luchtte hem op.
De greep van de oudere man werd steviger al was de jagende adem voor een keer weer afgenomen. “Ter informatie Draco,” siste hij, “iedereen is bang en ik weet precies hoe je je voelt. Jij bent niet de enige persoon die dit meemaakt.” De man liet hem ruw los en beende weg op een manier waarop alleen hij dat kon.
Draco leunde tegen de muur aan en begroef zijn hoofd in zijn handen, hij kon er niet meer tegen. Het vluchten, het nooit veilig zijn, de vuiligheid, het weinige eten, alles. Hij kon het gewoon niet meer aan. Het enige wat hem troostte was dat Sneep ook jong was geweest en in dienst van de Heer. En die leefde ook nog steeds.
Mijn adem werd sneller, mijn hart begon op een onregelmatig ritme te slaan en mijn hersens draaide rondjes van onmacht. Ik wist dat ik het Gruzielement moest pakken en me uit de voeten maken maar ik kon het gewoon niet. Ik kon Harry hier niet achter laten, al durfde ik het kistje ook niet op te pakken, bang om behekst te worden. Desondanks moest ik hier weg, beheksing of niet, alles was beter dan twee trollen die je van 40 meter naar beneden wilden keilen.
Ik trok een spurt naar het glimmende voorwerp, stak mijn trillende hand uit maar pakte het voorwerp niet op. In plaats daarvan keek ik angstig en verbaasd opzij; er was een steentje tegen me aangevlogen. Mijn ogen vlogen over de gehele ruimte heen maar konden geen nieuwe monsters of andere gedrochten herkennen. Had ik me het dan verbeeld? Ik draaide me weer om en keek verlangend naar de kist die binnen handbereik lag. Toch pakte ik hem niet vast; er keilde opnieuw een steentje tegen me aan en dat kon maar een ding betekenen.
Met de duivel op mijn hielen haastte ik me naar de rand, knielde neer en keek over de richel heen. Beneden, ver in de diepte zwaaide er even een hand naar mij, voordat hij zich op de pilaar plaatste en verdween in het niets. Harry leefde nog en hij kwam naar boven!
Snel krabbelde ik overeind en richtte mijn toverstok op de grote opening in de grot. Als die trollen ook maar een dikke, bleke vinger naar Harry durfden uit te steken dan zouden ze dat geweten hebben. En hoe. Ik verstevigde mijn greep rond de staf toen het geluid dichterbij kwam, al kwam dat niet door het geluid. Het was maar een trol die terug naar de zaal kwam, zijn ogen dichtknijpend door het felle zonlicht. “Waar is de andere gebleven,” fluisterde ik ontzet.
Het antwoordt op mijn vraag liet niet lang op zich wachten en aan de andere kant van de berg klonk al snel een dierlijk gegrom. De trol met het platte gezicht was uit een van de andere gangen komen zetten, zijn blik nog steeds op onweer.
De trollen begonnen weer te grommen en liepen rondjes om de pilaar heen. Sinds een lange tijd begon ik te bidden, wensend dat de trollen niet konden klimmen, dat ze niet eens wisten dat ze zich ook verticaal konden voortbewegen. Mijn gebed werd niet verhoord, in plaats daarvan greep een van de trollen zich aan de wand vast en trok zich omhoog.
“Incendio,” gilde ik, mijn staf op de trol gericht. Harry had verteld dat de Necroten bang waren geweest voor vuur en al wist ik zeker dat deze wezens dat niet waren, dan kon ik het altijd proberen. De trol krijste ontzet toen het vuur zijn lichaam omhelsde en liet de rotswand los om woedend in de rondte te gaan dansen. Het zag er grappig uit maar ik kon me er niet toe aanzetten om te gaan lachen.
De trollen waren niet bang voor vuur, hadden er geen last van pijn en konden ook nog eens omhoog klimmen. Als we niet over enkele minuten hier weg waren dan konden we de rest van de Gruzielementenjacht wel op onze buik schrijven.
“Harry!” Toen hij zijn naam hoorde keek hij vermoeid omhoog, even rustend op twee uitsteeksels onder zijn voeten. Hij zag Nicolas aan de rand van de rots staan maar kon geen antwoord geven vanwege de trollen. “Harry! Doe je mantel af! Alsjeblieft?” Hij versteef even op zijn plek en keek angstig naar beneden. De trol was opgehouden met schreeuwen en klom nu vervaarlijk snel omhoog, over enkele seconden zou hij Harry ruiken. Hij keek weer omhoog en wist dat hij Nicolas moest vertrouwen.
Vanaf het moment dat hij zich onder de mantel vandaan werkte was het een grote goochelshow voor de trollen. Hun hapje kwam opeens uit het niets tevoorschijn, vlak voor hun neus. Maar voordat ze van deze schok waren bekomen vloog hetzelfde hapje door de lucht heen, recht op het betoverde plafond af.
Het laatste wat Harry zag was een uiterst geconcentreerde Nicolas en een dikke mist die hem bekend voorkwam. Toen werd alles zwart. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Okt 07, 2006 9:37 |
 |
...
“Harry?” Meer verkreeg ik niet over mijn lippen. Verstijfd lag ik over zijn lichaam heen, allebei bedekt met een dikke laag roet, bloed en zweet. Uit angst durfde ik niet mijn ogen open te doen, zeker wetend dat de plek waar we nu terecht waren gekomen zomogelijk nog erger was dan de vorige. Het was muisstil om me heen, op Harry’s onregelmatige ademhaling na, en dat beviel me niets. Het was als de stilte voor de storm.
Harry keek versuft om zich heen. Hij was hard op de vloer neergekomen en enkele momenten later was Nicolas op zijn rug beland, zodat hij nog meer verkrampte. In tegenstelling tot de andere jongen deed Harry wel zijn ogen open en keek nieuwsgierig om zich heen. Toen hij besefte waar hij was, was zijn interesse snel verdwenen. Het was de lege kamer waarin alles was begonnen en Nicolas had gelijk gehad, de haard was de uitgang geweest.
Hij gromde verveeld en duwde het jongetje van zich af. “Harry?” Het stemmetje klonk angstig en benauwd. Hij draaide zich om en zag dat het jongetje niet was opgestaan maar in elkaar was gekropen. Het zilveren kistje prijkte in zijn linker hand.
“Je hebt het Gruzielement meegenomen,” riep hij verrast uit, daarna pas beseffend dat Nicky daar niet zo blij mee leek te zijn. Het jongetje knikte kort en staarde weer naar zijn linkerhand. Harry keek bezorgd naar hem, er was iets goed mis en dat had niets met hem of de verwondingen te maken. Hij stak zijn hand uit naar Nicolas en pakte zijn rechterhand vast. “Wat is er? Alles is toch goed nou, de trollen zijn weg en jij hebt ons hier veilig heen gebracht.”
Het jongetje knikte flauwtjes en keek hem toen aan. Zijn bleke gezicht was getekend met pijn, zijn ogen gevuld met tranen en zijn tanden op elkaar geklemd om het niet uit te schreeuwen van de pijn. “Wat…” Nicolas tilde zijn linkerhand op en spreidde zijn vingers uit elkaar; het kistje had zich aan de hand van het kind vastgegrepen en het zag er niet naar uit dat het snel los zou laten.
“Ik had, had het niet moeten vastgrijpen en… het brandt,” wist hij uit te brengen. Harry vloekte zachtjes omdat hij had kunnen weten dat het Gruzielement ook beschermd was. Perkamentus had niet voor niets zwarte vingers gehad.
Het was huilen of schreeuwen, ik had geen keuze want de pijn was ondragelijk geworden. Voordat ik nog wat anders kon doen begonnen mijn tranen te stromen. Ik vertikte het om in dit huis te gaan schreeuwen, we wisten nog steeds niet of het veilig was. “Harry de tegen spreuk!” Mijn stem klonk half hysterisch, al zou het niet lang meer duren voordat hij dat helemaal was. Harry’s ogen vlogen in paniek over mijn gezicht en gloeiende handen en schudde toen wanhopig zijn hoofd. “Ik, ik… ik weet het niet. Perkamentus heeft me dat niet geleerd en-“
Hij stopte met praten toen Nicolas strak op de grond ging liggen en met het kistje heen en weer begon te schudden. Dit was niet goed. Harry reikte zijn handen naar het voorwerp uit maar raakte het niet aan, als ze allebei vast zouden komen zitten dan was het gedaan. Toen het jongetje alarmerende geluiden begon te maken voelde hij zich nog schuldiger. Hij had Nicolas hier buiten moeten laten. “Wacht, misschien werkt een simpele anti-plak spreuk,” mompelde hij meer tegen zichzelf dan tegen het kind.
Hoe meer spreuken hij op het ding afschoot hoe wanhopiger hij werd; het ding liet zich niet los maken en Nicolas begon steeds hardere geluiden uit te kermen terwijl de waterval van tranen doorstroomde. Radeloos stond Harry op en begon in rondjes te ijsberen. Er moest toch wel iets werken behalve een zeer duistere spreuk?
“Harry,” mijn stem klonk haast smekend. Hij draaide zich snel om en knielde bezorgd bij mij neer. “Wat is er?” Ik hapte naar adem en sprak zo snel mogelijk. “Kunnenweweg?” Gelukkig scheen hij mij te verstaan en hij stak zijn hand uit om me overeind te helpen. “Boomhut.” Het was meer een bevel dan een vraag maar ik was blij dat hij me begreep.
Ik sloeg mijn rechterarm om zijn schouder terwijl hij zijn arm stevig rond mijn middel sloeg; samen strompelden we zachtjes het oude huis uit, alles achterlatend alsof er nooit wat gebeurd was.
Mijn hele lichaam was in shock. De pijn had mijn hersens overgenomen en liet mijn gedachtes met elkaar vermengen. Mijn besef van tijd was verdwenen, evenals mijn besef van plaats. Het enige wat ik nog wist was dat Harry wanhopig door boeken heen bladerde en soms een spreuk op me afvuurde. Niets scheen mijn schokkende lichaam nog te kunnen helpen.
Weer wat later verscheen er een laag schuim rond mijn mond, het spul kwam overal vandaan zetten en smaakte bitter. De eeuwige stroom van tranen was opgedroogd, mijn wangen brandend achterlatend. “Nicolas!” Harry’s hoofd boog zich met bezorgde ogen over mijn heen maar er lag niet alleen bezorgdheid in. Er was ook blijdschap. Ik begreep niet wat hem zo blij maakte maar het kon me niet lang interesseren, de pijn nam mijn gedachten al weer over.
“Nicky!” Harry schudde me hard heen en weer en wapperde met een dik zwart ding voor mijn ogen. “Pagina 567, snel!” Hij trok me overeind en duwde het boek hardhandig op mijn schoot om me weer terug naar de wereld te trekken. “Boek, boek!” Ik giechelde vaag toen ik het voorwerp herkende maar wist toch mijn hand door het boek heen te bladeren.
Harry werd bezorgder met de minuut, zeker nu het jongetje steeds verder wegzakte. De pijn wat dat veroorzaakte was diep en stekend en het deed hem denken aan het einde van het schooljaar. “Ik laat niet nog een keer iemand doodgaan, hoor je dat Nicolas?” De persoon in kwestie kreunde zachtjes en rolde met zijn ogen. Hij liet zijn ogen over de tekst heen glijden, zoekend naar spreuken, informatie of wat dan ook om hen zo snel mogelijk uit deze situatie te krijgen. Hij zuchtte diep toen bleek dat hij wel de hele tekst moest lezen, wilde hij niet het spoor bijster raken.
Het geritsel van de bladeren zorgde ervoor dat ik me meer op mijn gemak voelde. De pijn leek te verdwijnen, al verdween mijn zicht ook langzaam. De omgeving om mij heen had zijn vaste vorm verloren en begon te lijken op die in mijn droom; gevuld met mist en schimmen. “Licht mooi,” mijn woorden werden door elkaar gehaspeld maar het scheen mij niet te deren. Eigenlijk scheen niets mij meer te boeien.
Langzaam raakte ik weer in paniek; de pijn die me verlaten had kwam weer op zetten. De brandende pijn achter mijn ogen zorgde ervoor dat ze weer begonnen de tranen. Ik opende ze ontzet en keek regelrecht in die van Harry. De jongen had een flauwe glimlach rond zijn mond en stak zijn hand uit. “Voel je je nu beter?”
Ik greep hem beet en liet me overeind trekken, mijn lichaam nog steeds te uitgeput om dat zelf te doen. Ik keek verwonderd om me heen en zag op een afstandje een grote zilveren beker staan met een geel embleem erop. “Het is je gelukt,” wist ik uit te krassen, mijn stem was nog steeds niet helemaal hersteld. “Het is ons gelukt.” Ik glimlachte naar hem en ging toen weer liggen. Het enige wat ik nu nog wilde was een heel lange tijd slapen.
Harry draaide zich om en liet zich ook op zijn zij vallen. Het was een vermoeiende en levensgevaarlijke dag geweest, zelfs voor zijn begrippen. Hij liet zijn ogen nog een keer vluchtig over het jongetje gaan en constateerde dat Nicolas er wel over heen zou komen. Net zoals hij dat had gedaan in zijn eerste jaar.
*
Loesje 123 en Niekie8508 bedankt voor hun pb'tje en potterfreaky bedankt voor een reactie in het reactietopic |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
|
|